
Tot Wims verbazing is de – in pyjama geklede – heer Meijer één en al begrip. “Je kan die hele mikmak achter bij mij in de loods kwijt. Het beste is dat we dat hele spulletje via de achtertuin doorgeven. Dat loopt het minste in het oog. En hé, wat er verder met Piet gebeurt.. het is het beste dat ik daar niks van weet.”
Tonie opende de tuindeur en keek naar buiten, het was stil, de mensen hadden honger en dan kun je maar het beste gaan slapen. Dan verbruik je de minste energie.
Er vloog een vleermuis in het maanlicht door de tuin. Tonie, normaal als de dood voor ongedierte, dacht alleen. “Ach, zo’n beesie, helemaal alleen, het is toch wat.”
Omdat de schutting in de kachel was beland kon het huisraad vrij snel bij de buurman worden opgeslagen. De twee crapauds paste er niet bij. Meneer Meijer zei, “laat die maar effe staan meid, die krijguh ook wel een plekkie, ik moet alleen nog effe zien waar. Ik zal Wim effe de sleutel van de deur van de loods geven. Dan kan ie morgenochtend de bedjes van die kleintjes op de handkar gooien en naar je moeder brenge. Maar beste mense, ik vindt het zo mooi geweest, ik ga m’n nest in.”
Wim duwt de handkar ratelend over de bestrating. Tootje zit lachend, op een opgerold matras, in de bak. Tonie draagt de huilende Rietje op haar arm.
Piet zit ondertussen bij Wim thuis op de grond in een hoek van de tussenkamer. Hij maakt zich zorgen. Jo probeert hem gerust te stellen, maar hij heeft geen behoefte aan kalmerende denkbeelden, zijn zorgen knagen. Zwijgend staart hij naar de vloer en denkt. “Ik hoop dat alles goed komt,…” maar tegelijk dat hij dit denkt, beseft hij de complete machteloosheid die er van deze gedachte uitgaat.
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank

2 gedachten over “Verhuizing in het Maanlicht”