A
achenebbish = uitroep van medelijden
achterwiel = rijksdaalder
afgebrand = platzak
afpeigeren = uitputten
aftaaien = stoppen
afzakkertje = glaasje drinken na afloop
attenoje = uitroep van verbazing
B
bajes = gevangenis
bamzaaien = gokspelletje
bargoens = dieventaal
barrel = troep, rommel
befgajes = rechterlijke macht
begaffelen = uitzoeken
beis(je) = twee, dubbeltje
bekaaid = slecht
bekakt = verwaand
bekatting = afsnauwen
belatafelen = belazerd
benenwagen = lopen
benepakhuis = mager mens
beseibelen = in de maling nemen
beschuitlul = scheldwoord
besjoemelen = bedriegen
besodemieterd = iemand bedriegen, ellendig voelen
besollemen = betalen
betoft = die is goed af
biets = op andermans zak teren
bijgoochem = bijdehand persoon
bikkesement = pakkie brood
bitterherrie = bittergarnituur
blauw = iemand die dronken is
blinde maupie = eerst zien en dan geloven
blits = de toer ergens mee maken
bloedlijer = treiteraar, dienstklopper
bonje = ruzie hebben
brief = geld, gele brief, 25 gulden
C
catsie = jonge borrel met drupje Catz elixer
D
dallesdekker = armoedig iemand
dokken = tegen je zin betalen
dollen = iemand voor de gek houden
dofgajes = rechercheur
douw = gevangenisstraf
drijfsijssie = zwemvogel
drukken = zich uit de voeten maken
E
eikel = scheldwoord
emmeren = zeuren
etterlijer = scheldwoord
F
fiets = 5 gulden = 2 achterwielen
fikken = vingers
fiselefasie = gezicht
fok = bril
G
gabber = vriend
gajes = slechte mensen
gallemieze = zwak, blut zijn, stuk
gallish = ik word naar van je
gannef = boeffie
gappen = stelen
gebbetje = grapje
gedeist = koest houden
geeltje = 25 gulden
geheimschrijver = stiekemerd
gein = pret hebben
gekloft = netjes gekleed
gepenkop = scheldwoord
geteisem = chatteisem = tuig
gis = bij de hand
gok = neus
goser = kerel
gotspe = brutaliteit
goudvink = met geluk rijk geworden
graftak = scheldwoord
gribus = engerd
griepen = iemand sarren
grijpstuiver = iets bijverdienen
groentje = beginneling
groep = krijg de groep = scheldwoord
H
haarlemmerdijkie = iemand in de maling nemen
habbekrats = kleinigheid
haggelen = minachting
handgeld = iets aanbetalen
handgift = het eerst ontvangen geld
hassebassie = borreltje
hasses = kop
heibel = commotie
heikneuter = stommerd
heitje = kwartje
hengst = een hengst verkopen = klap geven
hens = in de fik staan = brand
hompetent = slecht cafe
hoogwerker = marktkoopman die boven publiek uit werkt
hoterdebotel = knettergek zijn
houtje = katholiek zijn
hozen = handel goedkoop maar agressief verkopen
hufter = scheldwoord
I
iebel = gek ergens van worden
in de roes = iets ongezien kopen
J
jajem = jenever
jan met de pet = arbeider
janboerenfluitjes = iets makkelijk doen
jat = hand
jatmous = eerste geld wordt op gespuugd
jatschore = gestolen goed
jatten = stelen
jennen = sarren
jodenlijm = spuug
joetje = 10 gulden
jottem = ja
jouker = iets te duur vinden
juut = politieman
K
kaaljakker = armoedig mens
kachel = dronken zijn
kakement = gezicht
kanen = eten
kanes = hoofd
kappen = ergens mee ophouden
kapsones = hoog in de bol hebben
kassie wijle = dood
kassie zes = dobbelspel
kat geven = iemand voor schut zetten
kat ze kut = voor niets
keiltje = drankje
kelerelijer = scheldwoord
kering hebben = de inkoop eruit hebben
kinnesinne = afgunst
kit = politie
kits = alles in orde
klapper = je slag slaan in de handel
klatsjen = bedriegen
klepzeiker = scheldwoord
kloffie = kleding
klojo = scheldwoord
kluit = veel
knaak = twee gulden vijftig
knijsen = iets begrijpen
knobbelen = dobbelspel
koffer = bed
konkelefoezen = iets bepraten
koosjer = in orde
krententuin = gevangenis (in Hoorn)
kutkammen = zeuren
kwats = onzin
kwatten = spugen
L
ladderzat = dronken
lammetje = een gulden vijftig
laplazerus werken = hard werken
lappen = gezamelijk iets betalen
lapswans = scheldwoord
lazer = op z’n lazer krijgen = er van langs krijgen
lazerus = dronken
leut = koffie
lijp = gek
lijsen = verdienen
lijsing = de opbrengst van de dag
lik = gevangenis
link = gevaarlijk
linke loetje = slim iemand
linkmiegel = sluw iemand
loenenaar = verradelijk iemand, foute handel
lorum = dronken zijn
los maken = wie koopt er alles
los zijn = alle handel verkocht hebben
lou = niet
lou loene = geen reactie
lou sjoege = geen verstand van hebben
luiken sluiten = slapen
luizebos = scheldwoord
lulletje rozewater = slapjanus
M
maf = gek
maffen = slapen
mafketel = gek iemand
majem = water
makke = probleem
makkie = iets wat makkelijk is
maleier = dronken
mansen = geld ophalen op straat (draaiorgel)
matsen = ik zal mijn best voor je doen
matten = vechten
mazzel = geluk
meier = honderd gulden
meieren – zeuren
meker = de hoogste prijs
merode = armoe
mesjogge = knettergek, waanzinnig
meuren = slapen
michar = handel
mierenneuker = scheldwoord
mies = verachtelijk, minderwaardig
miesjgasser = verachtelijk iemand
mieze meshinne = een vloek
mik = maag
mikmak = de hele boel
misjpoge = familie
moeren = kapot maken
mokkel = meisje
Mokum = Amsterdam
moppen = geld hoeveelheid
mottig = de gaten vallen erin
mudje = honderd gulden
N
naatje met de pet = als het niets is
nakketikker = bedrieger
nassen = eten
nastoot = op het laatst van de dag wat verkopen
nebbisj = niets
neppen = oplichten
niefige = wind(je)
niese = meisje
nokken = er mee ophouden
noppes = voor niets
O
oetlul = stom iemand
oj = nou en?
oks = horloge
olms = oud
ome jan = bank van lening
ongein = niet leuk zijn
ontiegelijk = enorm
oosterijker hebben = meevalletje hebben
op een dooie staan = niets te doen hebben
oplazeren = weglopen
oprotten = weggaan
opstekertje = buitenkansje
optater = een klap verkopen
oser = “nee toch”
over je einde = geweldig goed
P
pages = bang
patjepeeer = patser, poenerig iemand
pegel = gulden
peigeren = hard werken
penages = stil
penose = onderwereld
pezen = hard werken om er te komen
pief = man
piegem = onderkruiper
piek = gulden
pieneut = de klos zijn
pieremegoggel = bootje in slechte staat
pierement = draaiorgel
pietermannen = guldens
pikken = stelen
pikketanissie = borrel
pingelen = proberen wat van de prijs te krijgen
plat = iemand platmaken = omkopen
platvink = portemonnaie
pleite = weggaan, vluchten
plegiskop = plaaggeest
pleuren = ergens mee gooien
poen = geld
poeplap = portemonnaie
poet = gestolen goed
ponem = gezicht
poppesnor = overijverige speurneus
pose = ik heb geen pose = geen geld hebben
R
raggel = tegenvaller
ragschore = slecht spul
rams = partij ongeregeld goed
ranbam = iets toewensen
rapalje = uitschot
ratsmodee = naar de bliksem
raudouwer = doordrammer
rausjen = speuren
reuring = gezellig druk
reutel = op de pof kopen
ritselen = iets regelen
roodkopere = voor mekaar
rooie haan kraait = brand
rotten = scheten laten
rug = duizend gulden
rus = rechercheur
rut = blut
S
saffie = sigaret
sam sam = gelijk opdelen
sappel = druk maken
schaften = niets mee te maken
schijtlijster = bangerik
schnabbel = iets bijverdienen
schore = goederen
schorem = tuig
schorriemorrie = uitschot
schuier = iemand zakkerollen (fig)
sijsieslijmer = futloos persoon
sjlemiel = sul
sjoege = verstand ervan hebben, kennis
sjoemelen = bedriegen
slijmerd = scheldwoord
slingeren = iemand oplichten
slobber = koffie
smiezen = in de gaten hebben
smoel = gezicht
smoezen = onderons praten
snaaien = eten, stelen
snees = opkoper gestolen goed
snorder = illigale taxichauffeur
snuffelhandel = gestolen goed
sodemieter = pak slaag
sores = problemen
spatsie = ijswafel
spatsies = geen geintjes graag
spekkoper = geluk met de handel hebben
spie = cent
stennes = drukte maken
stratemakertje = horizontaal doorgesneden brood
T
tandhakke = zich verbijten
tinnef = rommel
tof = goed
toges = achterwerk
treiter = hoofd
U
uitgenast = uitgekookt, slim
uitpieren = per stuk verkopen
uppie = in m’n eentje
V
verloenen = verraden
vernachelen = in de maling nemen
verpatsen = verkopen
versjteren = het plezier bederven
versliengenen = verraden
vieskadet = smerig iemand
vracht hebben = dronken zijn
W
witje = dubbeltje
Z
zakkewasser = scheldwoord
zalfie = makkie
zeperd = verlies hebben, pech
zeven stuiver = zogenaamd niets verdiend hebben
zielement = op z’n donder geven
zwemmer = rond de handel lopen en verkopen
zwijnen = mazzel hebben
zwijntjesjager = fietsendief
Veranderde straatnamen
Botermarkt nu Rembrandtplein
Warmoesgracht nu Raadhuisstraat tussen Singel en Herengracht
Oetgenspad nu 1ste Oosterparkstraat b/d Weesperzijde.
Schapenplein nu Muntplein
Op ‘t Water nu Damrak
Ossenmarkt nu Frederiksplein
Funen nu Czaar Peterstraat
Overtoomscheweg nu Overtoom
Buitensingel nu Nassaukade
Kistenmakersgracht nu Amstel tussen Muntplein en Halvemaansteeg
Roeterseiland nu Roetersstraat
Schans b/d Muiderpoort nu Sarphatistraat
Schans b/d Weteringbarriere nu Weteringschans