Als Alles Langzaam Mistig Wordt

Toen mijn moeder dik in de tachtig was werd ze dement.
Vooral haar tekst “Och ik had jullie dit zo graag willen besparen” was ontroerend en typisch mijn moeder. Ze vond het voor haar kinderen het ergst.

Ze wist waar ze het over had, ze had dit traject ook met haar moeder doorlopen.
Mijn moeder was lief en volgzaam, ze was bang voor ruzie en had weinig tegenspraak.
Ze hield rekening met alles en iedereen en vlakte zichzelf meestal weg.

Mams kon nog lang in haar eigen woning blijven.
Mijn oudste zuster Tonny en mijn moeders jongste zuster Bets, woonden in de zelfde flat dus er was veel sociale controle.
Tante Bets die ook alleen was ging altijd om een uur of vijf naar de zevende verdieping  waar mijn moeder woonde, om samen met mijn moeder te eten.
Mijn moeder heeft jaren voor hun tweeën gekookt. Toen dat niet meer lukte werden er diepvriesmaaltijden besteld die door tante Bets in de magnetron werden warm gemaakt.

Als mijn zuster Tonny op een koude herfstavond in de keuken koffie staat in te schenken wordt er tegen het keukenraam getikt. Op de galerij staat Stien, een buurvrouw uit de flat die bij mam op de galerij woont..
Als Wil de voordeur opent en Stien binnen laat verteld zij dat mam in haar nachthemd op de galerij liep.
Stien heeft mam onder haar hoede genomen en naar haar woning teruggebracht.
Toen mam veilig thuis zat, is Stien meteen door naar Ton gelopen, om die op de hoogte te stellen.

Ton is meteen richting mams gegaan. Mam wist van niks meer en vond het gezellig dat Ton langs kwam. Ton heeft de nacht bij mam doorgebracht uit angst dat ze weer op pad zou gaan.

De volgende dag is er door ons kinderen vergaderd, er moest in de avond als tante Bets  huiswaarts ging altijd iemand bij mam zijn.

We werkten noch allemaal dus werd het verdeeld, hoe precies weet ik niet meer maar Leny weet nog dat ze op dinsdag van haar werk in Almere doorging naar mam.
Ik sliep met Peter van zaterdag op zondag bij mam.

Op zondagochtend maakte ik als het weer het toe liet altijd een ommetje met mam.
Als we zo af en toe een bekende tegenkwamen zei ze heel opgewekt “Ja we hebben even een Sloterplassie gelopen”.

Tegen de middag kwamen dan altijd Ruud en Elly, altijd met prachtige bloemen.
De rest van de week zal door Ton zijn volbracht.
Als Bets op zekere dag rond etenstijd bij mijn moeder de galerij op stapt, komt mijn moeder haar tegemoet.

Op de vraag “Tonie waar ga je naar toe?” antwoordt ze, “Ik ga naar huis,”
Bets is niet zo tactisch en zegt “Hier is je huis Tonie.” Waarop mam zegt “Hier? Doe me een lol! Of ik niet zal weten waar mijn eigen huis is.” Er wordt nog even wat heen en weer gepraat.
Als Bets zegt “Tonie loop even met me mee, ik wil je wat laten zien,” loopt mam volgzaam als ze is, met haar mee.
Als ze in de woning van mijn moeder staan zegt Bets “Tonie kijk… zie je dit is jouw huis, Piet zijn foto en je kleinkinderen aan de muur.”
Mam antwoordt, wijzend op de foto van Jantje “Ja en Jantje, maar die foto’s heb ik zelf thuis ook allemaal aan mijn muur hangen.”

Wel beseften we toen  dat het voor mams  veiligheid en onze gemoedsrust het verstandigst zou zijn als mam naar een tehuis zou gaan.

Het was voor ons kinderen bijzonder moeilijk toen we mam naar Tabitha brachten.
Mam zat er wel gezellig bij met al haar kroost om zich heen, maar dan moet je weg.

Als Ton zegt “Mam jij blijft hier een nachtje slapen en wij komen morgen weer naar je toe.
Zegt mam tegen mij “Kan ik dan met jullie meerijden. Als ik ook zeg dat ze even moet blijven tuit ze nerveus haar mond en kijkt uitdrukkingsloos voor zich uit.

Mams had veel bezoek, tante Bets en Ton die in de buurt woonden kwamen praktisch elke dag.
Van degene die van ver weg kwamen, hadden de meesten hun vaste dag en zaterdagmiddag waren we er meestal op een enkele uitzondering na allemaal.

Als we gezellig in de tuin of het restaurant van het tehuis zaten zat mijn moeder blij te vertellen dat  het zo’n fantastisch restaurant was, en dat ze hier vroeger al met haar moeder kwam.

Ze zei dan bijvoorbeeld “Och ik zie Wim en Dik  hier nog door de tuin rennen….ja dit is een goeie zaak hoor.”
Ze zat heerlijk te lepelen van haar advocaatje en wij zaten met een glas wijn voor ons.
Ruud en mijn man Peter zaten met een flinke sigaar en de anderen rokende oudjes zaten er gezellig omheen.
Later mocht er alleen nog buiten gerookt worden.

Toen mam in het tehuis zat werd mijn vaste dag dinsdag. Ik vertrok vroeg met de trein van uit Almere en was meestal voor halftien bij mijn moeder.

De meesten zaten dan in de zaal aan de koffie. Dinsdagochtend om de week werd er een uurtje gezongen. Mam vond dat heerlijk en kende de meeste liedjes, vaak kinderliedjes uit haar hoofd.

De eerste dinsdag verliep vlekkeloos, alleen met naar huis gaan werd het even moeilijk.
“Mam jij gaat nu even eten en ik ga naar huis, straks komt tante Bets of Ton, gezellig hè?” zei ik.
Ze zei niets en knikte ja met haar hoofd. Ze zag er onzeker uit en dat is verdrietig als je weg gaat.

De week er op zat ik met mijn moeder in de tuin en ze was bijzonder goed bij de tijd vond ik.
Tijdens de koffie kijkt ze me plots onderzoekend aan en zegt “jullie hebben me wel een kunsie geflikt.”
Ik zeg “Wat bedoel je mam?”
“Dat ik hier opgesloten zit, bedoel ik, zei ze en tuitte haar mond, haar ogen stonden verdrietig.
Ik sloeg mijn arm om haar heen en zei “Ja mam je zit in een tehuis, maar je weet toch dat we dit alleen voor jouw bestwil en veiligheid hebben gedaan.

Ze pakte mijn hand kneep er zachtjes in en zei “O, maar dat weet ik zeker kind maar ik vind het zo jammer.” Er klonk weemoed in haar stem.

Ze hield mijn hand stevig vast even later zei ze ” maar dit is wel  een heel  goed zakie hoor, weet je dat ik hier al met mijn moeder kwam, ik zie Wim en Dik daar nog zo spelen.”

Mijn antwoord was,”Ja mam we zitten hier goed.

Ook het naar huis gaan werd makkelijke. Als de broodmaaltijd klaar stond  zei ik elke week hetzelfde. Op mijn horloge kijkend “Och mam het is al etenstijd ik moet Alex uit school halen anders staat die kleine daar alleen voor die school.”

Mijn moeder was zo met kinderen begaan dat ze onmiddellijk zei” O, ga gauw meid, tot straks hè.”

Als ik vijfminuten later, op weg naar de tram, Ton of tante Bets  tegenkwam hoorde ik later van ze dat ze al vergeten was dat er iemand geweest was.

Achteraf als ik de gehele periode van mijn moeder haar dementie bekijk, heeft ze in die tijd veel verloren, maar ook iets gewonnen waarvan ik niet wist dat ze het in zich had.
Mijn moeder die nooit een weerwoord gaf maar die altijd zei. Daar bemoei ik me niet mee, werd assertief en kwam goed voor zich zelf op.
Of het jammer was, dat die eigenschap nu pas naar voren kwam? Ik weet het niet.
Het lief en meegaand zijn, was ook wel weer mijn moeders grootste kracht.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s