Hoppa

De AMBY
Kapitein Wil, Matroos Ton, Stuurman Ruud

Toen Ton en Wil eind jaren zeventig  de caravan verkochten waar ze toen Ronny klein was veel plezier aan hadden beleeft, besloten ze om een boot te kopen, Ze noemden de boot AMBY naar Wil zijn  geboorteplaats.
Begon het vaar plezier met kleine leuke tochtjes rondom Vinkeveen, het  werden al snel mooie lange tochten.

Vooral in de vakanties was het genieten want dan kwamen ze in gebieden waar ze normaal niet kwamen. Ze hebben zo’n beetje het hele land afgeschuimd, wat prachtig was.
De vakantie  in België viel erg tegen, ze zagen wel veel mooie dingen maar het water was zo ontzettend vies dat het  stonk op velen plaatsen.

Mijn moeder Tonie, zit bij Ton en Wil thuis in Amsterdam op de koffie als ze besluiten om deze vakantie de  Zeeuwse wateren te gaan bevaren. Ze pakken meteen de kaart erbij  om gezellig de vaarroute uit te stippelen.

“Heb je daar nou een vaarkaart voor nodig?” vraagt Tonie. “Ja moeder, maar die heb ik hoor” antwoord Wil. Tonie ging vaak  een weekendje mee op de boot, ze vond dat heerlijk.

Wil weet dat ze het fijn vindt en zegt  “Als je zin heb ga je mee hoor, plaats zat dat weet je.”
Twijfelaar als Tonie is zegt ze, “Zal ik dat wel doen?” “Ja, waarom niet zegt Ton meteen dat is toch hartstikke leuk mam, al die kleine dorpjes gaan we aandoen en s ‘avonds kunnen we leuk spelletjes doen.” Tonie begint te lachen en zegt, ”Oké ik ben al om!’
‘Ze vindt niet alleen varen leuk maar is ook gek op spelletjes. “Zeggen jullie maar wanneer ik klaar moet staan,” zegt ze met meteen een dikke glunder van de voorpret op haar gezicht.

De tocht door zeeland wordt een groot succes. Het weer werkt mee en de natuur is heel afwisselend. het ene moment varen ze langs kleine pittoreske dorpjes en een paar uur later hebben ze het idee dat ze op volle zee zitten. Ze genoten er van en Tonie niet het minst. Als ze horen dat er in het dorpje waar ze met de boot aanleggen een leuke jaarmarkt is gaan ze bijtijds op stap.

De boot ligt tegen de wallekant en Wil stapt van boord. “Wacht even moeder dan geef ik je even een hand. het is een vrij grote stap” zegt hij. “‘Nou zeg dat wel,” antwoord Tonie met een vrij benepen stemmetje. “Dit vindt ik dood eng joh.”
”Niks engs aan moeder, niet naar beneden kijken kijk maar naar mij ik hou je goed vast.”
Tonie kijkt Wil aan doet dan haar ogen dicht en waagt het sprongetje van 20 centimeter.
”Poeh, zucht ze diep, ja neem me niet kwalijk maar een held zal ik wel nooit worden.”

Als mam in het gras van de grote stap staat te bekomen, geeft Wil Ton ook even een handje en gaan ze op pad.

De jaarmarkt is verrassend leuk. Ze staan een poos te kijken bij de ‘glasblazer’ die de mooiste voorwerpen maakt. Voor ze het weten zijn ze een paar uurtjes onderweg en  besluiten bij een restaurantje  dat ze aanspreekt te gaan eten. Ze nemen allemaal iets anders maar wel allemaal iets met vis het is voortreffelijk.
“Wat willen jullie als dessert? vraagt Wil. Mam kiest als ijsje coupe de nougatine. “Nou moeder dat vind ik geen slechte keus” zegt Wil.
“Ik ga denk ik toch maar voor een aardbeiensorbet. Wat neem jij Ton?”

“Nee ik wil geen ijs. Ik neem lekker een Irish coffee. Moet je ook nemen mam, lekker hoor!” zegt ze.
“Nee zegt mam, ik heb veel meer zin in een ijsje.”
“Neem het er lekker bij. Ik weet zeker dat je het heerlijk vindt” zegt Ton.” “Ja moeder dat zal jij lekker vinden, neem lekker.” benadrukt Wil nog eens.
“Nou doe dan maar, als jij zegt dat ik dat lekker vind is dat meestal ook zo.
Ik ben benieuwd.”

“En… mam hoe vind je het?” vraag Ton als mam het laatste slokje Irish coffee doorslikt.
“Ik vind het heerlijk! Ik lust er nog wel één. Maar dan trakteer ik nu.”
Zegt ze resoluut.
“Nou mam ik lust er ook nog wel één hoor” zegt  Ton.
“Was je ijsje lekker moeder?” vraagt Wil.
“Ja heerlijk jongen, maar wel een hele hap hoor, o, o ik ben mut.*
De tweede koffie smaakt weer voortreffelijk en mam zit weer volop te genieten en te prijzen,.
“Wil je er nog één?” vraagt Wil met een lach als hij ziet dat mam rode koontjes krijgt ,”Nee zeg doe me een lol, wil je me dronken voeren?” zegt ze lachend.

Als ze het restaurant verlaten lopen ze rustig terwijl de zon langzaam achter de horizon verdwijnt richting boot.

 Ton en Wil kijken elkaar lachend aan als ze zien dat mam haast huppelend voor ze uit loopt.

Bij de boot gekomen kijkt Ton opeens verschrikt naar Wil, “O Wil kijk nou is wat dat water gezakt is.” Konden ze toen ze van boord gingen met een handje van Wil zo op de wal stappen, nu ligt de boot diep, het dek is zeker anderhalve meter onder de wallenkant.

“O mam kijk hier is een trappetje. Als je je omdraait en je goed vasthoud, kan je zo aan boord komen, maar laat Wil maar eerst gaan dan kan die je een handje helpen” zegt Ton wetende dat mam alles behalve een held is.

Mam  kijkt naar beneden, kijkt Ton aan en zegt “Doe mij een lol! Doe niet zo moeilijk.”

En met een luid “Hoppa” springt ze van de wallekant met één sprong zo op het dek.

“Kom op meid,” roept ze tegen Ton.
“Mam… wat doe je nou???” roept Ton verschrikt.
Mam staat te proesten van het lachen en zegt “Ik ga aan boord.”
Zowel Ton als Wil staan perplex. “Nou mam ik neem mijn petje voor je af, maar ik neem het trappetje wel” zegt Ton.

En Wil zegt hard lachend “Moeder volgens mij had jij veel eerder aan de drank gemoeten.”

* Vol

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s