
Als mijn zus Lenie en ik een paar keer in het jaar even bij tante Dientje langs gaan om gezellig een kopje koffie te drinken, Zit ze meteen op haar praatstoel.. Tante Dien is dan al dik in negentig.
Haar zorgenkind Jan was op negenenvijftig jarige leeftijd overleden en wat dat betreft leek tante Dien op haar moeder, ze kon daar niet over praten.
Als tante Dien verhalen zat te vertellen was het knus en gezellig en kwam menig keer het zinnetje ja het waren andere tijde” voorbij. Gevolgd door, “Maar laat je niks wijs maken meiden van die goeie ouwe tijd hoor, de schreiende armoede valt niet te beschrijven.”
Tante Dien woonde inmiddels alleen, op een eerste verdieping in de Statenjachtstraat in Amsterdam-Noord. Het is menigmaal gebeurd dat we voor een uurtje bij haar op de koffie gingen en dat er toch opeens drie uur voorbij was.
Tante Dien was bespraakt en gezellig.
Haar kleindochter Mieneke woonde in dezelfde straat en kwam iedere dag bij oma kijken of er iets te doen was. Ze hielp oma waar ze kon en dan dronken ze samen een kopje koffie en kwebbelden een poosje.
Mieneke noemde haar oma trouwens ‘moeder,.’ Ze was een groot gedeelte als kind bij haar oma opgegroeid. De kinderen van tante Dien spraken haar altijd met moeder aan dus Mieneke ging vanzelf ook moeder zeggen.
Mieneke had een mama en haar oma noemde ze moeder.
Toen we op een ochtend kwamen koffie drinken was Mieneke er al en had de koffie klaar. We dronken samen een kop koffie en er werd honderd uit gezellig gekwebbeld tot Mieneke zei: “Moeder ik ga nu naar huis, ik heb nog wel het één en ander te doen vandaag.” “Wat ga je doen?” zegt tante Dien.
Mieneke antwoordt met een vette knipoog naar ons al dollend “Ach misschien ga ik me man eens lekker verwennen.”
Waarop tante Dien al hoofdschuddend zegt “Ja troel ga nou maar” en tegen ons “Die meiden toch! Ik weet niet wat dat is tegenwoordig.”
“Als ik dat zo hoor is de wereld wel totaal veranderd. Ik zal jullie vertellen, in die tijd praatte ik met mijn zusters ook vaak over dat soort dingen.”
Bij ons gingen die gesprekken hoofdzakelijk over maar één ding, hoe kan ik het beste voorkomen dat ik weer zwanger word.
“Je denkt toch niet dat ik dat ding van ome Jan ooit heb durven aanraken, dat deed je niet, en dat hoort ook niet.”
Mieneke kijkt verbaasd en zegt ” Zijn ding moeder? waar heb je het over?”
Tante Dien schatert en zegt: “Nou ja zijn lul dan, of zijn jonge heer, kan mij het schele wat voor naam je er aan geeft, maar dat soort dingen ging enkel en alleen van een man uit in mijn tijd. Dat zal bij jullie ook nog wel zo zijn geweest hè?” zegt ze Leny en mij aankijkend.
Het was even stil, toen zei Leny met een lach “Ach tante Dientje je zegt zelf altijd, tijden veranderen hè? En zo is het, als ze maar lol hebben.”
Mieneke zucht en zegt “Ach moeder het was een geintje. Ik bedoel dat ik zo effe lekker flensjes voor mijn mannetje ga bakken, ik zal er vanmiddag bij jou ook een paar langs gooien.”
Tante Dien kijkt blij en zegt “O wat heerlijk.” “Weet je wat jullie vader nou zou zeggen?” Leny en ik kijken elkaar aan, we weten het alle twee maar gunnen tante Dientje haar herinnering, dus halen we onze schouders op. “Jullie vader zou zeggen,” ‘Dat lust een arme jongen met één oog wel.”
Iets wat wij alleen maar konden beamen.
Dan richt ze zich weer tot Mieneke, “He Mien wat de rest betreft ach ja, laat mij maar lullen meid, ik besef natuurlijk ook wel dat de wereld veranderd is. Ik ben tenslotte een hele ouwe taart.”
Nou oud was tante Dien zeker en als ze al een taart was, dan was ze wel een heel gezellige taart.
