
Begin oktober, acht maanden na het overlijden van mijn vader krijgt mijn moeder, op het urgentiebewijs van mijn vader een woning in Amsterdam- Noord aangeboden.
Het was een eengezinswoning. De woning bevond zich in de Vegastraat op nummer 69 in tuindorp Oostzaan.
Als we de woning gaan bezichtigen zijn we met zijn drieën, mijn moeder mijn oudste zuster en ik. Als we met de auto voor de deur stoppen zien we tot onze verbazing dat er in de woonkamer allemaal waslijnen gespannen zijn, waarop het nodige wasgoed hangt.
Het huis was tot onze grote schrik gekraakt, door ene familie Bottelier.
Als we vragen of we de woning mogen bezichtigen, weigeren ze dat.
Ze laten ons niet binnen en weigeren eveneens het pand te verlaten.
Het kraken duurt tot het voorjaar. Dan gaat de familie Bottelier uit de woning en kunnen wij kinderen mijn moeder na de nodige renovatie en verbouwingen verhuizen, en hadden Ruud en Leny voor het eerst elk een eigen kamer.
Ze hadden een leuk huis met een gezellig tuintje, met veel vrolijkgekleurde bloemen.
Als het een mooie vrij warme zondag is zegt mijn moeder tegen Ruud:
“Haal jij de stoelen even uit de schuur dan drinken we lekker koffie in de tuin.”
Als de koffie nog doorloopt staat plotseling ome Nelis voor het tuinhek. Een auto had ome Nelis niet, Hij is met het openbaar vervoer gekomen. De verbinding is goed, twintig minuten vanaf het Centraal station.
“O Tonie zijn je kinderen er? Dan heb ik niet genoeg bij me, en dan stel ik mijn vraag ook nog even uit,” zegt Nelis. Hij zet het papieren zakje dat hij in zijn hand heeft met een gullenblik op de tuintafel.
“Wil je koffie Nelis? en als je iets vragen wil, vraag rustig hoor ” zegt mijn moeder.
“Koffie nou graag Tonie. Ik heb voor ons beiden een fijne ijsco meegenomen,” vervolgt hij. “Een ijsje…” zegt mijn moeder verbaasd, maar wat wil je nou eigenlijk vragen?”
“Nee” zegt Nelis dat komt later wel.”
Hij scheurt het papieren zakje open en kijkt beteuterd en verbaasd naar twee ijshoorntjes die in de melk drijven.
