
Het is vrijdag zeven februari 1969, de dag waarop mijn vader begraven wordt.
De dag daarvoor zijn we naar de Valeriusstraat gegaan, daar lag mijn vader opgebaard.
Het was een ontluisterende gewaarwording. M’n vaders hoofd zag er ingevallen uit en had bovenop een litteken in de vorm van een luikje.
Het lieve gezicht dat ons zo bekend was, is veranderd, maar waarom gaat het beeld van dat kleine hoofdje, dat we nu zagen, dan zo moeilijk uit je gedachten?
De rouwstoet vertrekt op vrijdagochtend vanuit de Kinkerstraat, wij de kinderen zijn allemaal bij mijn moeder verzamelt.
Er staan veel buren, op straat als wij in de rouwauto’s stappen
Er zijn zo veel bloemen dat er aan de zijkant van de auto’s ook nog kransen en bloemstukken hangen.
Op de begraafplaats en in de aula, zijn ontzettend veel mensen, er werd lief en intens gesproken door met name ome Nelis en ome Bep, verschillende leden van de duivenvereniging vragen ook het woord.
Bij het verlaten van de aula wordt mijn vaders lievelingslied het “Ave verum” van Mozart gespeeld.
De weg naar het graf is lang, heel lang en de stoet is enorm, ergens ver weg klinkt een orgel.
Mijn moeder en haar kinderen nemen voor het graf plaats, achter ons gezin nemen de andere aanwezige plaats.
Op het moment dat de kist in het graf zakt begint het zachtjes te sneeuwen.
Alsof het gisteren was … * http://www.friedabblog.wordpress.com * Amsterdam, 20-10-2020
LikeLike