
Toen mijn vader in het ziekenhuis werd opgenomen, had mijn oudste zuster Tonny veel aanloop.
Ze was één van de weinigen die in het bezit was van telefoon. Dus veel familieleden kwamen bij Tonny naar haar vaders toestand informeren. Vlak na de operatie kwam men vragen of er al vooruitgang in zat, later vroeg men of haar vader al uit de narcose was.
Om er voor te zorgen dat er altijd iemand in mijn moeders omgeving was als het ziekenhuis zou bellen, hadden ze de volgende regel: als Wil, laat in de middag van zijn werk komt, staat Ton in deze dagen klaar met haar boodschappentas om snel nog even wat boodschappen te halen.
Als Ton de deur uitgaat roept Wil haar na: ‘Ton neem een lekker koekie mee, we hebben niet veel meer. ” Ton doet snel wat algemene boodschappen bij Appie. Als ze bij de kassa staat denkt ze, hè wat suf vergeet ik nog een koekje. Nou die neem ik dan wel bij de bakker mee.
Bij de bakker aangekomen staat er voor de buitendeur een groot reclamebord: de moorkoppen zijn in de aanbieding.
O, dat is ook lekker denkt ze. Ze is direct aan de beurt en hoort zichzelf zeggen: “zestien moorkoppen”. Als ze thuis komt zet ze de doos met gebak in de slaapkamer en gaat voor het eten zorgen.
Na het eten doet Wil samen met mijn moeder de afwas. Het enige waar mijn moeder voor uit haar stoel komt. Ze is teneergeslagen en weet zich geen raad. Ton gaat Ronny in het bad doen en zijn pyjama aan trekken. En zet dan een flinke pot koffie.
Als ze Ronny net in bed heeft gestopt dienen de buurtjes Miep en Ben zich al aan, even later gevolgd door ome Beppie. “Tonie je jongste zuster is in aantocht,” zegt ome Bep tegen mijn moeder.
Hij heeft het nog niet gezegd of de bel gaat. Je ziet als Bets en Sjors binnen zijn dat Tonie het fijn vindt dat Bets een stoel pakt en naast haar neerzet.
Er wordt door een ieder over de operatie gepraat en wat ze al dan niet in hun onwetendheid denken.
De koffie wordt in geschonken. “Ton, heb je nog een koekje mee genomen?” vraagt Wil.
“O ja, dat vergeet ik helemaal” zegt Ton en loopt naar de slaapkamer waar de doos gebak staat.
Ze haalt de deksel van de doos terwijl ze de kamer instapt, kijkt in de doos moorkoppen en zegt: “Wat heb ik nou gedaan, ik heb gebak gehaald O wat erg: het lijkt wel een feesie.* Nou ja ik lijk wel niet goed bij mijn hoofd,” maar ze moet tegelijkertijd lachen.
“O wat erg, ha, ha ,ha, o wat erg, ha, ha, ha, ze is zo nerveus, het lachen klinkt steeds harder en nerveuzer. Ze zet de doos met moorkoppen midden op tafel en vlucht hysterisch lachend naar de slaapkamer.
Daar zit ze op bed nog steeds te lachen. Ze kan niet meer ophouden.
Ze weet achteraf ook niet meer hoe lang ze daar heeft gezeten.
Als de telefoon gaat komt ze wreed bij haar positieven en denkt verschrikt het ziekenhuis…en ze staat binnen enkele secondes al met de hoorn in haar hand. En is de lachbui vergeten.
Het telefoontje kwam van een familielid die naar haar vader informeerde.
Onder spanning kan een mens soms hele vreemde dingen doen.
*feestje
