
“Ik ben vorige week met Nel met de bus naar Parijs geweest.”
Zo begint ome Nelis zijn verhaal, als hij na lange tijd plots op visite bij mijn ouders komt.
“Piet we zijn naar de Eiffeltoren geweest en Montmartre prachtig allemaal.
En al die stalletjes langs de Seine, daar heb ik voor Nel nog een fijne rol pepermunt gekocht.
“We hebben veel gezien, ik denk dat jij dat ook wel mooi zal vinden, maar dat zal er voor jullie wel niet aan zitten.”
“Nee Nelis wij zijn op het moment met heel andere dingen bezig, maar het is jullie gegund man.”
“Bij de reis,” vervolgt Nelis zijn verhaal, “zat een mooi arrangement inbegrepen: een avond naar de Folies Bergère, met voor een ieder een glas champagne.
“Dat was werkelijk geweldig!,
Wat een ondeugende show met al die, met bloten benen dansende dames.
Er kwamen zelfs schaars geklede mooie dames aan onze tafel, om de champagne in te schenken.
Champagne dat is niks voor Nel, haar glas heb ik maar opgedronken.”
“Ik had voor Nel een lekkere sappige perzik meegenomen, met een schone zakdoek een servet en een mesje.”
“Kon ze dat daar wel opeten? vraagt Piet verwonderd.
“Ja dat ging goed hoor, de servet heeft ze voor haar blouse gebonden.”
De zakdoek heeft ze op haar schoot gelegd want je wil er natuurlijk netjes uit blijven zien.
De velletjes van de perzik hebben we in een papieren zakdoekje gedaan.
Tussen de optredens door, liep er zo’n mooie schaars geklede dame met een glimmende zilveren emmer met een fles er in langs de tafels. Ik wenkte haar, ze kwam naar ons tafeltje en tilde de fles uit de emmer. Ze zei iets in het frans dat ik niet verstond. Ik heb, het zakdoekje met de velletjes netjes in de emmer gedeponeerd. Piet je wil het misschien niet geloven, maar ze glimlachte zelfs een beetje verlegen naar me.
“O, wat hebben we genoten, wat een pracht avond”
