
Als Ton en Wil op een zondag in juli om een uur of vijf thuis komen van de camping en bij hun flat de Remijden in Amsterdam- Osdorp de lift in willen stappen, horen ze opeens achter zich.
“Ho, ho, wacht eens even, heb ik even geluk ik wil net weg gaan, ik dacht dat jullie niet thuis waren.” Voor ze staat ome Nelis.
“U heeft zeker geluk,” zegt Wil, “We komen net van de camping.”
Ome Nelis, stapt samen met Ton Wil en Ron in de lift en drukt op de 8.
“Heb ik dat goed onthouden of niet?” zegt hij met een trots gezicht.
“Geweldig, maar ik verwacht ook niet anders van de oudste,” zegt Wil er lachend achter aan.
“Ja jonge,” zegt Nelis,” terwijl hij zijn borst vooruit zet, En de stamhouder hè, dat moet je niet vergeten of wist je dat nog niet?”
“Nou en of ik dat weet,” zegt Wil.
De lift schiet omhoog.
“Wat brengt u hier heen op dit tijdstip? zegt Wil.”
“Jonge, dat zal ik je vertellen. ik moet tante Nel om zes uur van het kantklossen halen, dat is hier achter in een school maar ik ben een beetje vroeg, dus ik denk ik ga nog even een kopje koffie bij Piet zijn oudste drinken.
Ton kijkt opeens verschrikt en geeft een harde klap op de liftknop en zegt: “O, moment wacht even.” De lift stopt op de vijfde verdieping, Ton springt uit de lift en zegt: als jullie even wachten ik moet even de sleutel bij Annie ophalen.
Ze rent de drie resterende trappen zo snel mogelijk op, rent de galerij over en als ze in haar woonkamer staat moet ze maar één ding doen: … het schilderij verwisselen.
Waar staat dat ding ook alweer, Ik had het eerst achter de bank gezet, en toen… oh god, Wil zal het toch niet in de garage of de box hebben gezet?
En Wil kennende… hij kan het ook zomaar hebben weggegooid, denkt ze in paniek.
Ze snelt de slaapkamer in en kan wel juichen als ze het beruchte schilderij achter de slaapkamerkast ziet staan. Het kost haar enige moeite het achter de kast vandaan te peuteren, maar dan is het een fluitje van een cent.
Ze zet de Kadinsky achter de slaapkamerkast en hangt het kunstwerk van ome Nelis boven de bank.
Ze gaat als een speer naar de vijfde verdieping, daar staan Wil , ome Nelis en Ron nog braaf te wachten.
“Goh zegt Ton, dat duurde even, ze zat op balkon en hoorde de bel niet. waarom zijn jullie niet vast naar boven gegaan?”
Wil voelt het helemaal aan en zegt, “Hè nee samen uit samen thuis, vind u ook niet ome Nelis.”
“Zeker jongen zeker,” zegt Nelis.
“Maar we hebben gelukkig nog wel tijd voor een kopje koffie ome Nelis,” zegt Ton opgelucht ademhalend.
Als ze Ton haar woning binnen komen kijkt ome Nelis als eerste naar het schilderij en zegt:
‘Wat doet een mooi schilderij toch veel in een woning hè?”
Waarop Wil zegt: “Ja ome Nelis dit schilderij is het eerste wat je in dit huis opvalt.”
