De Kruizen Pan

Kolossale lepel

Mijn moeder was van huis uit gewend op zaterdagavond brood te eten. Toen ze trouwde veranderde daar niets aan.
Tot de oorlog ertussen kwam, toen werd er gegeten wat er was, als er al iets was.

Toen Piet en Tonie hun gezin groter werd en er inmiddels vijf kinderen waren, maakte mijn moeder op zaterdag altijd een pan soep.

Die pan soep groeide met de familie mee.
De eerste die verkering kreeg was Tonnie.
Ton haar vriendje Wil was gek op soep en zou zaterdag soep komen eten.

De soep werd gewoon een beetje aangelengd.
Die maaltijd pakte voor ons kinderen leuk uit.
We zaten allemaal gezellig rond de tafel, netjes als altijd.

 “Mama…”Jouw lepel is toch niet goed? zegt de vijfjarige Rudy plotseling. Onze moeder trok haar gelegenheids gezicht en zei: “Dat is wel goed, eet nou maar lekker door en let goed op dat je je mond niet verbrand.
Het mooie bestek dat mijn ouders voor hun trouwen bij Wille op de Kalverstraat hadden gekocht, was in de oorlog met al dat ruilen flink uitgedund.
Ze had geen lepels genoeg maar mam wilde dat voor Wil niet weten.
Ze zat met een uitgestreken gezicht met de grote groentelepel te eten.

Het was ons eerst niet opgevallen maar nadat Rudy ons er op attent had gemaakt zaten we allemaal te lachen.
Mijn moeder schaamde zich. Mijn vader had met dit soort zaken minder moeite die was dat van huis uit gewend.
Zijn lijfspreuk was, “Roeien met de riemen die je hebt.

Toen Ton en Wil later op de avond naar de Plum* waren, zei mijn moeder:” Waarom begonnen jullie nou te lachen? Als er gewoon door gegeten was had die jongen niks gemerkt.”

Nou daar dachten wij anders over, mam d’r hoofd verdween bijna achter die grote lepel. Mijn vader zei, “Hè Tonie doe niet zo bekrompen als er wat te lachen valt, laat ze dan lachen.”

Toen mijn broer Peter met Erica verkering kreeg en ik met Peter, werd er elke zaterdag een enorme pan tomatensoep gekookt. Wil, Erica en Peter waren de grootste soepeters. Er werd met zijn allen rond de uitgeschoven tafel gezellig gegeten.

De pan was zo groot, het leek wel een wasketel.

Op een dag zei Ton haar vriend Wil, die inmiddels al een paar jaar verkering hadden en als kind aan huis was: “Moeder wat is je soep weer heerlijk! Volgens mij gebruik je die pan door de week om de onderbroeken in uit te koken.”

“Ga je gauw weg”… zei mijn moeder beschaamd, maar ze moest er wel om lachen.

Sindsdien werd er niet meer over de soeppan gesproken maar over de kruizenpan

*Bioscoop in de Bellamystraat

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s