
Als er op een zondagmiddag bij mijn ouders door verschillende familieleden gekaart wordt, komt ome Nelis plots op visite.
Mijn zoon Peter van een maand of acht, lag tussen twee kussens in op zijn rug in het tweepersoonsbed van mijn ouders.
Ome Nelis loopt op hem af, buigt zich over het bed en zegt luid en op een formele toon:
Dag jongeman! Ik ben je oudoom Nelis! Ik ben de oudste broer van je opa Van Klaveren! Ik ben dus de stamhouder van de familie.”
Nelis die nooit kinderen had gehad en ook totaal geen feeling met kinderen had, keek verbaasd dat Petertje zweeg.
Nelis, die een geïntimideerd, onderdanig en respectvol antwoord had verwacht, gromde afkeurend, “Hmmm.”
Petertje keek hem onbevangen en onderzoekend aan – strekte zijn beentjes – en liet een wind.
