
De hele familie stond klaar voor de jaarlijkse viswedstrijd.
Er werd traditioneel in Ilpendam altijd op dezelfde plaats gevist.
Als ze met de bus aankwamen dan moest er met een pontje worden overgevaren. Bij het pontje verzamelden ze zich, als iedereen aanwezig was werd het al snel een gezellige boel.
Terwijl ze op de pont wachten komt Bennie, inmiddels de ex van nicht Dienie, aanrijden op een oude Berini.
Bennie die er voorheen altijd netjes uitzag, ziet er nu verslonsd en verwaarloosd uit.
Zijn broek is stuk en verkreukeld, zijn schoenen ongepoetst.
Het hagelwitte overhemd dat hij in de tijd dat hij met Dienie getrouwd was droeg.
Was inmiddels donkerwit geworden. “Hé luitjes zegt hij joviaal, weer is een ouderwetse viswedstrijd.”
“Ja wat kom jij doen?” vraagt Dienie’s broer Jantje een beetje bars, Bennie had in de loop der jaren bij de familie niet bepaald een goede reputatie opgebouwd.
“Ach ik bracht lijpe Nel naar huis en toen zei d’r broer tege me dat jullie vandaag gingen visse, dus ik denk ik ga is effe bij mijn ex familie kijken, ha, ha.”
Hij heeft de Berini langs de weg op slot gezet en loopt mee naar het pontje, waar zich een flinke stoet mensen heeft verzameld.
Als de familie de pont op loopt sluit Bennie aan en zegt:
“O geinig, ik ga effe mee naar de stek, kenne we effe bij lullen.”
Het is overvol op het kleine pontje maar de klep gaat omhoog de pont begint te varen. Een jong stel dat ook op het pontje staat, heeft hun fietsen tegen de reling gezet.
De jongen staat schouder aan schouder met Bennie. Als hij in Bennie zijn richting kijkt zegt hij: “Goh wat is het vol hé.”
Bennie pakt één van de fietsen die tegen de reling staan, zet die overboord en zegt lachend.
“Zo dat is wat ruimte. Het zal voor jou toch geen bezwaar zijn die meid straks voorop de stang van je fiets te nemen hè?.” en kijkt triomfantelijk om zich heen.
De hele familie is ontsteld, “Attenoje, wat een luizenbos ben jij, dat doet men toch niet.” zegt Jaap.
“Ja, hoor ik wel!” zegt Bennie lachend, “Ik wel!” Zijn ex schoonvader Jan Vega was woest en reageerde met de tekst,”
“Die gozer is totaal van de pot gerukt. Wat ben ik blij dat mijn dochter van die schoft af is.
Laat die lekker met het rapaille van zijn eigen soort omgaan. Allemaal tuig van de richel.”
“Nou, nou, jullie kennen ook niet tegen een geintje. Wat een stelletje droogkloten zijn jullie toch.” zegt Bennie
Wimpie schreeuwt; zeg vuile Nieges Lijer, hou je er rekening mee dat wij wel een nette familie zijn. Doe dat maar met je vrienden, maar niet waar wij bij zijn.”
“Jongens, let een beetje op jullie taalgebruik, verlaag je niet tot een ander zijn niveau” roept mijn vader.
“Maar Jaap zegt nog snel even fijntjes. “Als je op die manier een keer een stomp voor je treiter krijgt heb je pech vuile miesgasser., en dan hoef je op ons niet te rekenen.”
Ome Beppie zegt resoluut: “Jongens stop is even,” en zich tot Bennie wendend: “Jij gaat met het volgend pontje terug, begrepen? Anders zullen we jouw effe over boord zetten.
,Kom, laten we die jongeman even helpen zijn fiets uit het water te halen.”
Ome Jan stond al klaar met de pikhaak die hij bij de veerman had gehaald.. Ze gaan gezamenlijk aan de slag en het duurt niet lang of de fiets staat weer op het pontje.
De familie schaamde zich tegenover de jongeman maar die was op zijn beurt allang weer blij dat hij geholpen was en dat de fiets weer op de pont stond.
Bennie droop af met de tekst: “Geen gein mee te beleven met dat stelletje lamlullen.”
Toen de gemoederen wat gerust gesteld waren kwamen ze, zij het met de nodige vertraging toch nog op de plaats van bestemming aan. Eerst werden door Jaap en Beppie de visstekken uitgezet. Zoveel deelnemers zoveel stekken. Er werd door een ieder een lot getrokken. Trok je nummer één dan mocht je als eerste je stek uitzoeken.
Van ons gezin viste mijn vader en Ton mee. Er werd leuk gevangen. Ton vond het vangen leuk, maar dorst de vis niet van de haak te halen, maar daar heb je dan ook een vader voor. Die had Ton wel geleerd de hengel af te stellen want dat is natuurlijk zeer belangrijk.
Er werd afgesproken tot hoe laat er gevist werd en dan kon de wedstrijd beginnen. Als de tijd verstreken is worden de vissen geteld en gemeten. Wie de meeste centimeters vis heeft gevangen is de winnaar.
Op het eind had Ton de meeste centimeters gevangen en kreeg het vel begeerde lepeltje, dat ze trouwens ook het jaar er voor al had gewonnen. Een vistalent bij uitstek.
De dag werd dan in het koffiehuis op de hoek beëindigd met een kop koffie.
Het waren gezellige dagen. Een ieder nam zijn eigen pakje brood mee, wat ze in de Jordaans trouwens hun bikkesement noemde.
Dat werd langs de waterkant opgepeuzeld, broodjes in het koffiehuis, daar hadden de meeste geen geld voor.
Maar het was er beslist niet minder gezellig om.
