
Als kind leek het me fijn om zelf een poëziealbum te hebben, maar toen Tootje en ik klein waren, was er voor dat soort luxe geen geld. Dus schreven wij onze wensjes in de boekjes van andere meisjes, wat ook erg leuk was. De mooie plaatjes werden door ons zelf getekend. We waren trouwens geen buitenbeentjes; veel gezinnen moesten met weinig rond komen en dan hadden de meisjes
vanzelfsprekend geen poëziealbum.
Toen ons jongste zusje Leny naar de lagere school ging, was er financieel wel wat veranderd en kon er voor haar zo’n prachtig boekje gekocht worden. Velen schreven er leuke en grappige verhaaltjes of versjes in.
Mijn vader hield van mooie gedichten.
Hij schreef in Leny’s album zijn favoriete gedichtje:
Gelijk een Bloem Gelijk het Gras
Gelijk een bloem, gelijk het gras, is ons kortstondig leven.
Gelijk een bloem die op het veld verheven, wel sierlijk pronkt, maar krachteloos is en teer.
Wanneer de wind zich over ’t veld laat horen, dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren:
Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.
Joost van den Vondel
~Psalm 103 vers 8 ~
