
”’Als jullie zin hebben in Kasausies* dan mogen jullie die – wat mij betreft – wel halen hoor, maar dan moeten jullie samen even naar ‘Schenk’ lopen” Dit kon onze vader zeggen als het zomer was en er af en toe iets lekkers gehaald kon worden. Tootje was twaalf jaar en ik zeven.
“Zullen we samen gaan? vroeg Tootje
“Mag ik ook mee?” vroeg Peter meestal.
“Als jullie goed bij elkaar blijven mag dat wel.,” zei mama dan.
We liepen naar de avondwinkel van Schenk in de Jan Pieter Heyestraat.
Bij de deur uit gaan, zei onze vader traditioneel, al vielen de mussen dood uit de boom:
“Niet op het ijs hè.”
Het was een typisch grapje wat hij meestal tegen ons kinderen zei, als we de deur uitgingen.
Als we thuis kwamen lagen er al vijf stukjes krant op tafel, en werden de Kasausies en de rol drop – die daar traditioneel bij hoorde – verdeeld (1handje doppinda’s en 3 dropjes de man)
Rudy was een peuter van twee jaar, en lag al in bed, Leny was nog niet geboren.
Het was heel knus zo rond de tafel pinda’s te doppen. Tijdens het doppen luisterden we naar de radio. Na dat onze eerste radio – die we van tante Dien hadden gekregen er helemaal mee gestopt was, werd er distributieradio bij ons geïnstalleerd; dat hield in: Hilversum 1, Hilversum 2, een klassieke zender ,en België 1. We waren er allemaal blij mee.
Op vrijdagavond was er, in 1953 een nieuw radioprogramma, Mastklimmen. De quiz werd gepresenteerd door Johan Bodegraven, een bekend presentator in die tijd. De kandidaten, die aanwezig waren in de studio, moesten algemene vragen beantwoorden.
Met elk juist antwoord klom men weer een stukje hoger in de mast. Had één kandidaat de top van de mast bereikt, dan volgde de moeilijkste vraag genaamd: ‘de ‘hamvraag.’ Beantwoordde de kandidaat deze vraag goed, dan won hij of zij de hoofdprijs: een ham. Naast het winnen van de ham, had de deelnemer ook het recht om – over hetzelfde onderwerp – een vraag aan de jury te stellen. De’ ‘Lik op stuk-vraag’. Wist de jury deze vraag niet goed te beantwoorden, dan won de deelnemer naast de ham ook een metworst. Een ham en een metworst; het waren in die tijd enorm grote prijzen.
Op zondag zaten we vol spanning naar het hoorspel: ‘Mones, de man van de Maan’, te luisteren en later naar ‘Sprong in het Heelal’.
Toen we iets groter waren en langer op mochten blijven, luisterde we naar ‘De familie Doorsnee’ en ‘De Bonte Dinsdagavondtrein’ en was de wekelijkse spanning op zondagavond bij Paul Vlaanderen en het ….mysterie.
Toen Rudy en Lenie groter waren en de drie oudsten – om met mijn vader te spreken’-…‘al waren uitgevlogen‘ werden er ook nog pinda’s gekocht, maar niet meer in de avondwinkel, maar bij ‘Tuinzaad’ in de Ten Katestraat. Toen had wel de rol drop plaats gemaakt voor grote, zoute puntdroppen; die werd dan tussen een knijper geklemd om al te kleverige handen te voorkomen. Maar of dat nou ook echt lukte?… ik dacht het niet.
*doppinda’s

oudste Rietje, Peter, Tootje
