
“Joehoe! Tonie, “Ik ben het!” roept Dientje vanuit het trapportaal. Mijn moeder – Tonie – gaat, nadat ze de benedendeur heeft opengetrokken, de woonkamer in.
Ze laat de kamer deur open staan.
“Goh, het is toch elke keer weer een hele hijs, zo drie hoog die trap op,” zegt Dien, terwijl ze met een zucht op een stoel neer ploft.
“Tony, de melkboer staat voor de deur, hoor,” zegt ze. “Je bedoelt die melkkar?” “Ja die”
“Nee, dat is onze melkboer niet. Bij ons komt nog steeds dat oude melkboertje uit de Jacob van Lennepstraat de melk brengen….” zegt mijn moede;’….maar dat zal zolang niet meer duren, dat mannetje is zo oud.”
“Goh meid, ik moet effe bij komme hor,* voor ik me jas uit doe.” “Wil je koffie, Dien?” roept Tonie vanuit de keuken. “Ja lekker, doe maar een bakkie,” Ze zet de tas, die ze bij zich heeft, op tafel.
“Als ik mijn jas heb opgehangen ga ik eerst es effe piesen,” zegt ze, terwijl – ze haar jas uittrekkend – naar de kapstok op de gang loopt, waar ook de wc zich bevindt. ‘Tonie, wat heb je toch een klein rottig wc-tje! Je kan niet eens de deur achter je toges dicht doen,” zegt Dien, terwijl ze de kamer inloopt.
“Nou Dien, daar zijn we zo zoetjes aan wel aan gewend, hoor,.” zegt Tony, terwijl ze de koffie op de tafel zet. “Je wil geloof ik geen suiker meer, hè?” vraagt ze. Nou, ik neem een klein scheppie. Ik ben het nog niet helemaal afgewend.” zegt Dien, de suikerpot naar zich toe trekkend en meteen twee ferme scheppen suiker in het kopje scheppend. zegt ze.
“Meid, ik heb wat fijns voor je gekocht, daar zal je plezier van hebben,” vervolgt ze
Ze pakt het pak dat rechtop in haar tas staat en legt het op tafel.
Ze neemt een slok koffie en zegt: “lekker hoor, Tonie, ik ga toch ook weer een potje met een aardewerk filter kopen; die Tante Betje’s** daar komt na verloop van tijd toch altijd een bijsmaak aan.”
Tony ziet dat op de grote doos, die Dien op tafel heeft gelegd, de afbeelding van een kerstverlichting staat.”
Kijk Tonie, echte kaarsjes zijn natuurlijk mooier, dat vin ik ook hor, maar deze is helemaal elektrisch en dat is een stuk veiliger met die kleintjes.”
“Goh Dien, prachtig…. maar wat moet dat wel niet kosten?” “Negentiengulden. Ik heb er al vijf voor je betaald en de rest mag je met een gulden in de maand afbetalen.”.
“Op afbetaling? Dat nooit, Dien!
Hou op, dat durf ik niet, hoor! M’n moeder schrikt zich wezenloos als ze hoort dat ik iets op afbetaling koop!” “Je moeder… ach Tonie, hou toch es op, zeg! Je moeder zit niet met een hok vol kleine kinderen in zo’n brandbare woning….en dan daar bij, hier hoeft je moeder toch niks van te weten… ik regel die betaling wel, hoor.”
“Ja, ik vind het wel fantastisch, Dien…. maar op afbetaling… ik weet het niet…. ik ben dat niet gewend.”
“Nou Tonie, doe me een lol! Je steelt niks hoor!, Dan wen je er maar aan: je kan straks wel rustig kerst vieren zonder een bak water onder je boom.”
“Ja je heb wel gelijk. Ik ben er eigenlijk wel heel blij mee,” zegt Tony peinzend.
“Wil je nog een kop koffie?” “Ja meid, doe mij nog maar zo’n lekker bakkie en dan moet ik weer snel verder, hoor. Ik mot nog effe over de markt en dan snel naar huis voor Jan zijn medicijnen.”
Ja, tante Dientje was een echte wervelwind. Mijn moeder zei altijd: “Die kan op één ochtend in noord, oost, zuid, en west tegelijk wezen.” Ze zorgde niet alleen voor zichzelf maar voor een ieder die dat nodig had. Maar het aller belangrijkste voor tante Dien was dat Jantje zijn medicijnen op tijd kreeg.
* hoor
** Tante Betje filterzakje van katoen
