
“Ome Piet, zou u straks effe naar mijn duiven willen kijken?” roept neef Beppie, onder aan de zoldertrap, als hij op een zaterdagsmiddag bij zijn ome Piet langs komt.
Als Beppie door naar zolder loopt, ziet hij ome Piet zijn duiven voeren.
“Ome Piet bij, mijn beesies zit de nieges er geloof ik in. Hun ontlasting is zo dun as water. Je zou eerder zeggen dat het schijtlijsters zijn in plaats van duiven.
Het zou fijn zijn als u even naar ze keek.”
“Ja natuurlijk doe ik dat jonge, ga jij nu naar ze toe”? “Ja!”
“Nou, ik moet toch nog mijn handeltje wegbrengen, als je even wacht tot ik mijn handen gewassen heb, dan fiets ik meteen even met je mee.”
“O, dat zou fijn zijn, want ik ben er niet gerust op,” zegt Beppie.
Als Piet zich gewassen heeft stapt hij samen met Beppie op de fiets.
In de Anjelierstraat aangekomen ziet hij dat het inderdaad niet goed gesteld is met de beestjes.
“Weet je wat je moet doen Bep, doe een beetje kaneel bij hun water dat stopt…. maar niet te veel hè.”
“En ik zou, als ik jou was, even stoppen met dat gemengde duivenvoer.
Dat is misschien wat te grof,” zegt hij als hij het voer ziet dat Beppie ze geeft.
“Doe alleen maar kaneelwater en verder gerst.”
“Nou bedankt ome Piet en nou maar hopen dat het goed met ze gaat.”
“Dat komt wel goed hoor jongen.” zegt Piet vol overtuiging.
Op dinsdagmiddag na het werk staat Beppie weer voor de deur.
“Hai Bep hoe is het met je duiven?” vraagt Piet.
“Daarom ben ik hier ome Piet, ze zien er verschrikkelijk uit en ze zijn zó mager, maar dat kan natuurlijk ook niet anders zonder eten.”
“Zonder eten? hoe bedoel je.”
Ze mochten toch niks eten zegt Beppie.”
“Niks eten!!! hoe kom je daar nou bij, Nee Bep dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd geen gemengd voer alleen gerst en kaneelwater.”
“Och, ome Piet, wat ben ik ook een lul, ik heb het helemaal verkeerd begrepen” zegt Beppie.
Waarop Piet meteen zegt: “O….god jonge nou je het zegt, begrijp ik – het misverstand ook.”
Het was in de hele familie namelijk zo: als iets helemaal niks was, of iets ze niet beviel dan werd dat betiteld met gerst.”
Bijvoorbeeld: “Bij het vissen, heb je wat gevangen vandaag?” “Nee gerst!”
Of “was het een goeie film?” “Nee gerst!” “Was het eten lekker?” “Nee Gerst.
Dus neef Beppie dacht bij gerst niets…… terwijl Piet letterlijk gerst bedoelde.
“Breng de duiven vanavond maar even bij mij langs,” zegt Piet. Het waren er zes.
“Dan kijk ik even of ik ze er snel boven op krijg.”
“Nou als u dat wilt doen graag, u kent de klappen van de zweep beter dan ik.”
Diezelfde avond brengt Beppie de duiven en een grote zak gerst: “is dat voorlopig genoeg ome Piet?”
“Ja jongen daar kan ik voorlopig mee voort.
Ik zet ze eerst maar even apart, dat ze niet mijn duiven aansteken. Maar je zal zien dat het snel beter met ze gaat.
Als Beppie na vier dagen langs komt zien ze duiven er herboren uit.”
Ze lijken wel kerngezond, ome Piet.” “Heeft u nog voer?”
“Ja jongen, zat, maar in principe kun je ze al meenemen.”
“Geweldig, ome Piet, dan doe ik ze meteen in mijn duivenmandje. “zegt hij blij.
Mijn vader merkt dat hij in zijn sas is, als hij na dat hij mijn vader bedankt heeft, fluitend de trap afloopt.
Sinds die tijd wordt er in de familie niet meer over gerst gesproken, maar….over
Gerst en kaneelwater.
——————————————————————————————————–
De Schillenboer
In de jaren vijftig kwam bij ons – en niet alleen bij ons, maar in de meeste groten steden – de schillenboer, nog twee dagen in de week de schillenmand legen.
Wij woonde op de derde etage.
Hij begon voor in de straat en moest bij elke woning drie trappen op en drietrappen af. Van s ‘morgens vroeg tot s ‘avonds laat.
De schillenman werd in de grote stad meestal schillenboer genoemd.
Bij ons kwam de Rooie schillenboer.
Een kinderversje van toen
Daar ben ik met mijn wagen, daar ben ik met mijn paard,
mevrouw, hier is de schillenman, hebt u nog iets bewaard?
Aardappelschillen, perenschillen, of een stuk tomaat?
Geef het aan de schillenman,gooi het niet op straat.
Aardappelschillen, perenschillen,
of een ouwe korst. Geef het aan de schillenman, dan wordt het niet vermorst.
