Een Geurend Huwelijksfeest

Op tien maart 1951 zijn tante Dientje en ome Jan Vega 25 jaar getrouwd.

Ze hebben in die vijfentwintig jaren vijf kinderen gekregen waarvan er één 18 maanden oud aan longontsteking is overleden. Het verdriet was groot.

Ze hebben moeilijke tijden door gemaakt. Toen in de oorlog hun oudste zoon Jantje ook nog eens door een kogel in zijn hoofd werd getroffen. Hij overleefde het weliswaar wel, maar bleef zijn leven lang Diens zorgen kind.

Er was veel armoede, maar tante Dien was wat dat betrof net zo creatief als Oma van Klaveren, ze sloeg zich er kranig en met gulle lach doorheen.

Een ieder kende het gezin van Dien en Jan dan ook als een bijzonder gezellig gezin waar naast het verdriet, ook veel gelachen werd.

Het feest wordt gevierd in de gymnastiekzaal van de Theo Thijssenschool, in de Anjelierstraat, waar de vriendin van tante Dien- tante Jans conciërge is.
De grote gymzaal is versiert met vlaggetjes, ze hebben de tafeltjes in het rond gezet met daar omheen vier stoelen en op elk tafeltje staat een vaasje bloemen een asbak en een glaasje sigaretten.

Koffie was in 1951 nog op de bon en was moeilijk te krijgen,  maar er was thee, bier, verschillende soorten jenever, een advocaatje en boerenjongens. In het midden is er een flinke dansvloer, want dansen deden ze graag in de Jordaan.

Ome Nelis houdt de openingsspeech.
Hij begint zoals altijd met: “Ik, als oudste broer en stamhouder… gevolgd door nog wat volzinnen.
Beppie de middelste zoon van het bruidspaar, staat op en vangt aan met het bekende: “Daar moet op gedronken worden, hi, ha, ho, daar moet op gedronken worden, hi, ha, ho!” Nelis kijkt verongelijkt, maar als hij ziet dat de meeste zich direct aansluiten bij het gezang van Beppie, trekt hij wat met zijn rechteroog en begint mee te zingen.

 Dieni, hun dochter, had een leuke stem en zong graag het meest populaire lied van toen, ‘O, mijn Papa’.

Dienie zong de coupletten en het refrein werd door de hele familie luid meegezongen. Tante Dien zei heel trots, “Je wil het misschien niet geloven, maar ze zingt het net zo makkelijk in het Duits, hoor.”  Waarop Jantje zegt: “Och moeder hou op, laten we het lekker Nederlands houden we hebben ons portie Duits de laatste jaren wel gehad, hoor.”

Ze hadden als grote bijzonderheid 40 zoute haringen besteld. 
Rond een uur of tien stapte ome Jan trots met een ovale schaal de feestzaal in, tante Dien liep naar hem toe, en riep, “Mensuh, we hebben een verrassing voor jullie” en ze trok met een zwierig gebaar de theedoek van de schaal. 

“Klere…. wat een stank,” zegt Jan, terwijl hij min of meer kokhalzend naar de schaal kijkt. “Die haring is niet goed meer Dien,” zegt oma. “Die moet je weggooien, daar worden we strontziek van.”

Dien steekt haar neus nog eens extra in de haring, “Gadverdamme…. wat een lucht, och wat zonde van die dure haring,” zegt ze terwijl ze schouder ophalend in het rond kijkt.
Ze weet zich te herpakken en zegt: “Jan, ga die haring gauw in de Lijnbaangracht gooien, anders krijg ik last met Jans, want die krijgt die rotlucht in geen weken de school uit.” Jan kijkt teleurgesteld naar de haring en mompelt, “Godszonde, twaalf gulden zo de majem* in.”

“Nee, Jan laat mij dat doen,” zegt Piet, “dat is geen werk voor de bruidegom.”

Gerrit van de Peppel, die al lichtelijk aangeschoten is roept: “Staat er bij iemand soms een broekspijp open.”

Gerrit van de Peppel, Dikke tante Nel en oma van Klaveren.

Het was voor zowel tante Dien als voor ome Jan jammerlijk, maar Dien liet zich zo als gewoonlijk niet zo gauw uit het veld slaan, toen Piet met de haring vertrok zei ze meteen: Jan we laten onze avond niet bederven door rotte vis, kom op jonge laten we maar een dansie maken.

Ze riep nog wel. “Mensuh* we hebben altijd gefeest zonder haring dus dat zal nou ook wel lukke.

Toen Dien en Jan op de dans vloer waren, volgde de rest meteen en werd er op een echte Jordaanse manier gewalst waarbij de man zijn duim op de bilnaad hield..

Toen een ieder uit gedanst was stond Nelis op en ging traditioneel zijn voordracht ‘Het horloge in de pan’ voordragen.

Het was een nogal flauwe voordracht, maar bij Nelis liepen de tranen van het lachen over zijn wangen, die hij dan met een grote zakdoek weg veegde. Dit zag er zo koddig uit dat een ieder er om moest lachen, wat voor Nelis dan weer een teken was dat de voordracht geweldig was, en een ieder vond dat fijn voor Nelis.

Na deze hilarische voordracht vond tante Greet, dat het tijd werd voor iets serieus. Ze droeg de tragedie, ‘Een oude moeder stijf van het werken’ voor. Tootje vond het als elf jarige een verschrikkelijke voordracht. Ze kroop bij haar vader op schoot, en zei met een snik in haar stem: “Papa waarom doet ze dat nou, het is toch een feesie?”

Tante Mien, zette haar beide elle bogen op de tafel, ze zat met haar hoofd tussen haar handen, terwijl de tranen over haar wangen liepen.
Mien was gek op een citroentje met suiker. Ze had er dan ook flink wat van genuttigd. Aan haar hele houding was te zien dat de drank niet goed gevallen was.

Dieni, vond dat het tijd werd voor een vrolijke noot en liep naar haar ouders. Ze wilde het wensje dat ze geleerd had voordragen: ze begon met “lieve ouders. Tante Mientje die nog steeds met haar beide ellebogen op tafel zat, stond nu op en zei met luide stem.

“Dieni, hou nou op! ik heb al zo’n rot leven en nou, ga jij, na dat trieste verhaal van Greet ook nog  zielige wensjes opzeggen!

Waarop Dieni verbaast zegt: ” Zielige wensjes, ik bedank mijn ouders is dat zo zielig?”

Waarop Tante Mientje snikkend zegt:  “ja, jij heb je ouders nog, maar mijn vader is al drie jaar dood.”

Dan staat tante Corrie op en zegt, in plat Jordaans, “Hé Mien, hou jij is effe lekker je dronke kop, met je: ‘ik heb al zo’n een rot leve,’ Je heb het verdomme verreweg het makkelijkste van ons allemaal.

Je heb een zorgzame man, jullie hebben een mooie zaak… wat is er nou zielig an jou?
Wij zaten in de slechtste tijd allemaal met een huis vol met kinderen, die we zo goed en kwaad als het ging te bikke moste geven, we hadden zelf  geen broek om aan ons reet te trekken, en geen nagels om aan ons reet te krabben, en jij heb verdomme alles.

Je arme zusters Nellie en Dientje die arme meiden hebben verdomme alle twee ook nog een kind verloren, dat is verdriet,” Tante Mientje, staat op zakt iets door haar knieën en zegt snotterend: “Ja hunnie hebben een kind verloren maar Ik ken er toch ook niks an doen dat ik geen kinderen heb gekregen.”

Tante Cor kijkt naar Dieni en zegt: “Zeg jij je wensje op lieverd… is ze nou helemaal besodemieterd!”

Dan staat oma op, loopt op Mientje af en zegt: “Kom jij is effe met mij mee,”

Ze gaat met haar aan een apart tafeltje zitten.

Oma zegt tegen Mientje, “Je heb het over je vader, Mien… de arme man zou zich in zijn graf omdraaien als hij zijn dochter zo zag staan. Ga naar huis je roes uitslape.”

En terwijl het feest en gezang door gaat wenkt oma Jan Both -Mientjes man- en de twee gaan, als oma haar zegje heeft gedaan, direct naar huis.

De volgende ochtend is Mientje bij Dien haar excuus aan gaan bieden.
Die begreep het volkomen de drank had Mientje parten gespeeld.

De feestavond, had zijn echte Jordaanse beloop gehad, zang, dans, ruzie, polonaise, huilen maar vooral veel lachen.

* Jordaans voor mensen, de n werd aan het eind van een woord door bijna niemand uitgesproken.
* Majem. gracht, een zoute haring kosten toen 25 cent.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s