

Zwetend loopt het elftal van RCA van het voetbalveld.
Ze hebben net een zware training van de heer Andriesen achter de rug
De heer Andriesen heeft in de jaren dertig van de twintigste eeuw bij Ajax gevoetbald.
Beppie, Piet’s jongste broer, staat in de zinken goot de modder van zijn benen te spoelen. “Wat is dat water ijzig koud hè?” moppert hij,
“Meneer Andriesen, weet u trouwens wat ik vannacht gedroomd heb,” vraagt hij vervolgens, “Dat we tegen Ajax moesten spelen om het kampioenschap.”
“Dan magge* we nog wel effe door trainen, gilt Manus.”
“Wanneer werd Ajax eigenlijk voor het eerst landskampioen, weet u dat?” vraagt Arie.
“En of ik dat weet, jongens kleed jullie aan dan zal ik jullie het relaas vertellen, het was wel ver voor mijn tijd bij Ajax hoor.”
Hij nam plaats op de kruk waar hij gewoonlijk op ging zitten, als hij iets te vertellen had. De jongens schaarde zich om hem heen en het werd stil.
“Jongens luister, in 1918 werden we voor het eerst landskampioen.
Ik bedoel natuurlijk Ajax.
Ze hadden toen veel goeie spelers maar Jan de Natris, was de beste.
Daar hebben jullie beslist ook wel van gehoord. Dat was een lastpak hoor!
Zo’n echte Amsterdamse straatgozer, die geen blad voor zijn mond nam.
In de jaren twintig speelde hij ook in het Nederlands elftal.
Hij heeft toen aangekaart dat de spelers bij een wedstrijd op een oude boot moesten slapen en de heren van de KNVB in luxe hotels hun onderkomen hadden.
Dat is me toen een flinke rel geworden, maar hij had wat mij betreft gelijk, maar dat zal trouwens wel nooit veranderen.
Bij Ajax waren ze ook niet altijd even blij met hem. Toen de kampioenswedstrijd gespeeld moest worden, uit tegen Willem II in Tilburg miste hij de trein, Hij wachtte niet op de volgende trein maar keerde om en ging naar huis. Hij kreeg hier voor tien cent boete.”
“Klere,” zegt Arie “Daar zou je nou op z’n minst een knaak voor an je broek krijgen.”
“Ja, dat waren andere tijden,” zegt Meneer Andriesen.
Hij staat op klapt in zijn handen en roept: Genoeg gelult, jongens opschieten! ik moet naar huis. Beppie roept: “Kan u voor ons niet een wedstrijdje tegen Ajax ritselen.” “Dat lukt nooit,” schreeuwt Rinus, “Die gasten zien ons aankomen . Piet kijkt zijn broer aan, “Wat een leuk idee Bep! Goh meneer Andriesen zou u dat niet eens voor ons kunnen vragen.”
Er kwam direct van alle kanten bijval meneer Andriesen keek bedenkelijk maar zei .”Nou beloven doe ik niets maar ik ga wel mijn stinkende best voor jullie doen om iets te regelen.”
En waar niemand op gerekend had kwam voor elkaar. Hij had voor RCA dat toentertijd vierde klasse KNVB speelde een wedstrijd tegen de hoofdklasser Ajax geregeld.
De desbetreffende wedstrijd begon met aardig weer, maar in de tweede helft spoelde het van de regen, en stond er een gure wind. De RCA spelers vochten als leeuwen maar hadden zo als verwacht geen enkele kans.
Er werd nog jaren over gesproken, en in de toen nog armoedige houten keet hing boven de rij ijzeren kraantjes wel een mooie, grote foto uit de gespeelde wedstrijd, en in de krant – die ze zonder uitzondering allemaal bewaarden stond het volgende bericht groot vermeld.

Het was de enige verloren wedstrijd waarbij de spelers van RCA voldaan en blij van het veld af liepen.
