
Het is 5 mei 1945, door het hele land gonst maar één woord, “Bevrijding!’ De oorlog heeft in totaal 1821 dagen geduurd. “Een eeuwigheid,” volgens Tonie.
Rietje ligt inmiddels al vier weken in het WG. Piet en Tonie komen samen op bezoek. Er mag normaal maar 1 persoon te gelijk de ziekenkamer in ,Tonie gaat als ze samen zijn altijd als eerste naar binnen, Piet lost haar na een kwartiertje af. Het gaat al een stuk beter met de kleine. Volgens de arts mag ze, als alles voorspoedig verloopt, over een week of vier, waarschijnlijk wel naar huis.
Aan het begin van de gang komt de verpleegster hen met een lachend gezicht tegemoet. “Wat een feest hè!, U mag vandaag ook even samen bij de kleine naar binnen., en zal ik u eens wat vertellen, uw kleine meid heeft al meer gehad dan menigeen! Ze heeft vanochtend zelfs een fondantje gekregen.”
Als Piet en Tonie in de lange gang naar Rietjes kamer lopen, zien ze dat er aan alle kinderbedjes een rood-wit-blauw vlaggetje is bevestigd. Blij openen ze de deur van Rietjes kamer en zien dat er aan haar bed ook een Hollands vlaggetje hangt. “Och, wat leuk voor dat arme schaap,” zegt Tonie.
Toen het bezoek was afgelopen zei Tonie tegen Piet, “Zullen we Tootje bij me moeder gaan ophalen dan gaan we daarna naar huis.” Dankzij een tip van Jo hadden ze inmiddels een eigen woning gekregen, in de Kinkerstraat, op nummer 168, drie hoog.
In de geheel lege woning aangekomen doet Tonie de ‘balkondeuren’ open. Het balkon is nog geen 30 cm diep, maar zo op drie hoog had je toch – links en rechts – goed uitzicht over de Kinkerstraat.
Piet en Tonie kijken vanaf het balkon naar de feestende massa beneden. Tootje zit tussen hun in op haar hurken en houdt zich met haar knuisjes vast aan het hekwerk.
Twee jongens, met knokige knieën, spillebenen en ingevallen wangen, lopen in polonaise met een rood-wit blauw-vlaggetje te zwaaien. Plots komen er, toeterend, vanuit de Jan Pieter Heyestraat twee Duitse legerauto’s de hoek om. Gevolgd door een peloton Duitse soldaten. De twee jongetje lopen in polonaise op de Duitsers af. De voorste van de twee schreeuwt, “Opsodemieteren vuile rotmoffen, de oorlog is voorbij!” Eén van de Duitser stop, richt zijn geweer en schiet ze om de beurt – zonder enig mededogen – tegen de vlakte.
De menigte spat gillend en schreeuwend uiteen om dekking te zoeken in de portieken en trapportalen. Piet ziet hoe er zich rond het hoofd van één van de jongetjes een plas bloed vormt. Hij pakt Tootje op, botst hierbij ruw tegen Tonie en schreeuwt. “Kom op, naar binnen, snel!”
