
“Bets, jij bent aan de beurt, ga maar zitten,” zegt Jo terwijl ze naar Wim knikt als teken dat hij moet gaan fietsen. Net als Bets is gaan zitten zegt Jo, “oh Bets, pak jij nog even de knijpkat dan kan Wim even een plaat opzetten.”
Terwijl het gezelschap in het donker aan tafel blijft zitten lopen Wim en Bets naar de pathefoon.
Wim pak de slinger en wil deze in de pathefoon doen.
“Nou, kom op, ik zie niks, knijpen met die handel,” zegt Wim tegen Bets.
“Ja daag, “zegt Bets,” as ’t je niet bevalt dan mag je lekker zelluf knijpe!”
Wim maakt met zijn tong een flodderend geluid.
Piet die denkt dat het om een echt windje gaat zegt, “hé jongens, moet dat nou.”
Wim draait aan de slinger en zet de naald voorzichtig op de plaat die krassend en krakend ‘Volkeren der Aarde’ begint te spelen. Wim zingt zacht mee totdat Jo zegt, “kom op Wim, op de fiets en trappen.”
Bets gaat op de stoel tegenover Piet zitten.
“Nou dan zijn wij maat,” zegt Piet tegen Bets.
Tijdens het kaarten neuriën ze zachtjes en wiegen met het gepiep en gekraak van de fiets mee.
“Oh, Bets wat ben je toch een gatleep, wat doe jij nou weer,” zegt Piet terwijl hij zijn laatste kaart kwaad neergooit.
” O god, ik dacht dat de troef er uit was,” zegt Bets geschrokken.
“Ja, je dacht je dacht, nou je dacht helemaal niet. Het is met jou altijd het zelfde liedje. Voor mij is dat zo geen kaarten hoor.”
“Ach, man, zeik toch niet, ’t is maar een spelletje.” bijt Bets hem toe.
“Ja, het is een spelletje, maar het is wel de bedoeling dat je je hoofd erbij houdt, anders vind ik er geen aardigheid aan,” zegt Piet met verheven stem.
“Nou, dan heb je lekker pech” zegt Bets, terwijl ze de kaarten van tafel veegt.
Jo staat op en zegt, “hè jongens, hou op, er is al genoeg rottigheid in de wereld! Bets pak die kaarten en Piet, jij moet delen, en Wim kom op zingen.”
Volkeren der aard uw zonen
Willen slechts in vrede wonen
Weg met dat mooie veld van eer
Nooit neen nooit geen oorlog meer
Weg met leugens over helden
Die crepeerden op de velden
Aan den woesten oorlogsbrand
Offert men de jeugd van ‘t land
Duizenden en duizend slaven
Liggen naamloos nu begraven
‘t Is of zegt hunne stemmen zacht
Zie wat u den oorlog bracht
Refrein:
Want nooit brengt het geweer
Aan de volkeren eer
Maar slechts de daad
Neen nooit geen oorlog meer
Volkeren der aard uw zonen
Willen slechts in vrede wonen
Leef zoals gij leven moet
Mest de velden niet met bloed
Wilt gij echt als mensen leven
Doe dan wat er staat geschreven
Dompel nutteloos niet in rouw
Uwe kinderen uwe vrouw
Volkeren gij marionetten
Zult gij u dan nooit verzetten
Laat u door uwe zielen gaan
Doe den oorlog oorlog aan
Refrein
Want nooit brengt het geweer
Aan de volkeren eer
Maar slechts de daad
Neen nooit geen oorlog meer
Tonie veegt een traan uit haar ooghoek.
