
De soldaat loopt weg en Piet begint te tellen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 … hij doet z’n schoenen uit en glijdt als een schaduw langs de muur de hoek om. Zodra hij uit beeld van de andere gevangen is loopt hij als een ooievaar met grote, stille passen de weg over. Daar gaat hij op z’n hurken achter de bosjes zitten. Door het struikgewas ziet hij de soldaat omdraaien en in de richting lopen waar hij net stond. De soldaat geeft taal nog teken en heeft waarschijnlijk niet door dat er een gevangene is verdwenen.
Tegen zijn verwachting in is Piet van binnen rustig en bezit een bijna dierlijke trefzekerheid in zijn denken en handelen.
Zodra de soldaat weer omgekeerd is loopt Piet het park in en gaat op een bankje zitten om z’n schoenen aan te trekken. Hij inspecteert zijn kleding. Hij beseft dat hij er zo veel mogelijk als een doorsnee burger moet uitzien.
Aan de andere kant van het park loopt een vrouw met een kinderwagen. Piet vraagt haar, “Mevrouw, het station dat is toch hier naar links aan het einde van de weg.”
“Nee,” zegt de vrouw, “u moet hier recht door en dan achter de kerk links de Kanaalkade op, dan ziet u het vanzelf.”
“Ja inderdaad,” zegt Piet, “nu weet ik het weer, het was bij de kerk naar links, hartelijk bedankt.”
Al gauw zag Piet de spitse torens van de kerk. Een minuut of 10 later hoort hij – terwijl hij langs het kanaal loopt – het gebonk van een trein op de rails. De zon schijnt al laag door de stalen balken van de spoorbrug.
Piet kijkt naar links en ziet iets wat op een station lijkt.
“Station Alkmaar, Goh, ik dacht dat we veel verder zaten, ergens in Groningen of zo.”
Piet loopt het station binnen. Er staat een groepje Duitse soldaten met elkaar te praten. Piet maakt zich onzichtbaar door z’n gedachten deels naar binnen te verplaatsen. “Heb ik thuis niet ergens nog een stukje pruimtabak?”
Op het perron met het bord Amsterdam staat een korte trein. De deuren staan open. “Kat in het bakkie,” denkt Piet en klimt de trein in.
Hij kijkt op de stationsklok, “Goh het is al bijna half acht.” Aan de andere kant van het gangpad gaat een vrouw zitten, type sloerie. Piet ziet haar zitten en denkt ongewild. “Moeders op hoge hakken krijgen dochters op afgetrapte schoenen.”
Hij heeft alle overgeverfde schroeven op de raamlijst inmiddels een paar keer geteld maar de trein staat nog steeds stil.
De coupédeur klapt open en er verschijnen Duitse soldaten.
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank

Een gedachte over “De Duif is Gevlogen”