
De middag vorderde en menigeen vroeg aan Piet of hij de ‘De Steenpuist’ nog ging doen. Piet gaf hierop steeds geen sjoege, maar toen zijn lieve moeder het hem vroeg kon hij er voor zichzelf niet langer onderuit. Hij zette de feestneus op en ging prominent midden in de kamer staan. Hij schraapte zijn keel tweemaal en begon.
“Dames en heren, hooggeëerd publiek mag ik uw bijzonde aandacht voor
De Steenpuist …
In zekere plaats was een garnizoen van soldaten die hun best daar doen.
Om flink te exerceren, dus om hun diensten goed te leren.
Maar bij die ploeg was één soldaat, het was een flinke jonge maat, die steeds voor de gewoonte had, ik wed om dit en ik wed om dat.
De majoor een brave man, die kreeg daar toch de brui wel van, en zei,
Soldaat doe me één plezier, dat wedden moet je laten hier.
Jij altijd met je wedderij, je krijgt het aan de stok met mij!
Maar de soldaat die sprak brutaal:
Majoor, het is een familiekwaal, al houd u mij nog zo in de gaten dat wedden kan ik toch niet laten.”
Zo dat staat je net, dat jij je tegen je majoor verzet!
verzetten, nee ,zei de jongeling vlug, daar kom ik even op terug.
Ik zou het zelfs durven wagen, een weddenschap aan u te vragen!
De majoor reeds oud van dagen, stond hier van totaal verslagen.
Zo wil jij wedden beste maat?
Welnu kom er mee voor de draad.
Je weddenschap kan zo niet wezen of ik zal je er van genezen.
Je knoeierij kan zo niet zijn, of je zult het verliezen tegen mij.
Majoor nu u mijn weddenschap kan dulden, wed ik om driehonderd gulden, dat een steenpuist, ja het is sterk, zal komen op uw achterwerk!
Misschien vindt u het raar van mij, maar binnen drie dagen zal het zo zijn.
Top, je weddenschap is aangenomen.
Over drie dagen kun je wederkomen!
De eerste dag der drie verstreek, maar hoe de majoor ook in de spiegel keek, hij kon niets van zo’n ding ontdekken, hoe zeer hij zich stond uit te rekken.
De tweede dag dacht hij: stel je voor dat ik die weddenschap verloor!
Aan mij zal hij zich niet verrijken, ik ga mijn dokter laten kijken.
Maar hoe de dokter zocht en keek, niets dat op zo’n ding geleek.
Dus wacht hij lachend op de soldaat, die de derde dag voor hem staat.
En, heb ik de weddenschap gewonnen?
Gewonnen? zei de majoor die niet sprak maar brulden.
Heb je mijn driehonderd gulden?
Die heb ik zei de soldaat subiet mag ik dan ook de waarheid zien.
Als ik de waarheid mag aanschouwen, mag u van mij mijn centen houwen.
Soldaat je wilt echt al te veel.
Je zet me het mes haast op mijn keel.
Maar je zal ze toch zo bruin niet bakken, dat ik voor jouw mijn broek laat zakken! Maar de soldaat was niet te buigen.
Hij wilde zich er beslist van overtuigen en de majoor moest voor zijn wil bezwijken.
In godsnaam, dan moest hij maar kijken.
En de soldaat, ja het was al teveel, keek lachend naar het schone deel.
Maar hij betaalde direct zijn schulden want hij had verloren driehonderd gulden.
De majoor ging daarop naar de soos, waar hij zich een Plaatsje koos.
Was zojuist de kapitein gezeten, die ook van het voorval wilde weten.
En, zo ving hij aan, Hoe is ’t toch met die soldaat gegaan?
die altijd zo vol wedden zat.
Heb jij hem wel eens te pakken gehad?
Te pakken? zei de majoor verheugd, die heeft beslist van mij zijn deugd!
Een steenpuist, ja het is sterk, zou komen op mijn achterwerk!
En, heb jij dat dan misschien ook aan die kerel laten zien?
Natuurlijk, ik vertel geen mop!
Het kostte hem driehonderd pop!
De kapitein werd bleek en steunde:
Ach! Dit is voor mij een dure dag!
Hoe heeft die vent dat toch verzonnen?
Zevenhonderd gulden heeft hij alzo gewonnen.”
Duizend heeft hij van mij te pakken, omdat jij je broek liet zakken.
Want hij wedde met mij om duizend gulden bovendien, dat hij binnen drie dagen jouw achterwerk zou zien!
Piet’s moeder gaf hem een pakkerd en zei: “Heel mooi jongen, fijn dat je dit voor ons gedaan heb, dat je dat toch helemaal uit je hoofd kan,”
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank

Een gedachte over “Het Gouden Huwelijksfeest, deel VI”