Geluk of Ongeluk?

Tijdens de oorlog maakte Tonie samen met haar oudste zuster Wil tampons en maandverband van gaas en watten. Piet en zijn zwager Sjaak verkochten deze op de zwarte markt.

Piet loopt door de Kinkerstaat en slaat rechtsaf de hoek van de Ten Katestraat om. Daar word veel zwarte handel bedreven. Piet gaat voor een portiek staan.

Er loopt een man met een zwarte hoed voorbij die Piet vragend aan staart. Piet knikt in zijn richting bij wijze van, “Zeg het maar.”
Voorzichtig om zich heen kijkend loopt de man op Piet af en zegt,
“Pardon meneer, mag ik u iets vragen?”
Piet kijkt om zich heen en fluistert, ‘Zeg het maar.”

“Ik zoek verband … damesverband”.
“Damesverband,” herhaalt Piet.
“Ja, voor m’n vrouw,” verduidelijkt de man nerveus.
“Ja, dat begrijp ik” zegt Piet, ”maar damesverband, dat is tegenwoordig niet makkelijk te krijgen, dat kost best wat.”

„Ik kan u betalen”, zegt de man.

„Nee, geld daar hebben we niks aan, daar koop je geen brood mee.”

„Wellicht bent u dan bereid om deze fraaie pijp te accepteren?” zegt de man terwijl hij deze aan Piet toont.

Piet vindt het een prachtige pijp en wil hem graag hebben en zegt, 

„Tja, tja, tja, moeilijk, moeilijk, ik heb er eigenlijk niets aan, maar goed, zeg het maar.”

„Twintig verbanden lijkt mij een redelijke prijs,”

„Wat?” zegt Piet.

„Twintig …” herhaalt de man onzeker.

„Ja, dat willen we allemaal wel …”Piet schudt z’n hoofd in onbegrip, „twintig verbanden.”

„Wat lijkt u dan redelijk?” vraagt de man.

„Voor die pijp,” zegt Piet, „veertien stuks.”

„Achttien,” probeert de man.

Piet pakt een stukje papier en een stompje potlood uit z’n zak en doet net of hij allerlei berekeningen maakt.. 

„Moeilijk, moeilijk … schudt Piet z’n hoofd en zegt, „Ja, weet u, ik heb ook kinderen die moeten eten … monden om te voeden.”

De man voelt zich zichtbaar ongemakkelijk en zegt, “Nou goed, veertien stuks dan.”

Piet kijkt de man in de ogen en zegt in een opwelling. “Nou, goed, weet u wat, ik geef u er vijftien.” Als u hier even wacht dan ga ik ze even ophalen, ik ben zo terug.”

„Wat moet jij nou met een pijp?” vraagt Tonie: “Je heb geen kruimel tabak.”

Piet vertelt dat die boer van dat ei een pijp zocht.

„Is dat die man met die vreselijke bloeddorstige hond?”

Piet knikt ja.

„Moeten we dat wel doen Piet, is dat niet levensgevaarlijk?”

Piet zegt kloekmoedig, „Laat dat maar aan je man over Antonia, die weet precies hoe je zo’n beest moet aanpakken.”

De nacht valt over de stad. Piet en Tonie slapen. Langzaam draaien de wijzers van de klok rond.

Trots en met zijn borst vooruit loopt Piet de volgende dag het boerenerf op.

Hij schrikt zich het leplazarus als hij de rottweiler woest op hem af ziet stormen. Instinctief maakt hij een paar waanzinnige sprongen en vindt zichzelf terug in de kippenren. De rottweiler rent als een ongeleid projectiel met z’n kop tegen het hek aan. Schudt z’n kop en probeert vervolgens over het hek te springen.

Piet staat met z’n voeten diep in de kippenstront als hij achter de woeste hond de boer schreeuwend ziet aankomen.
“Hé, gij daar, wat mot ge bie mien kippe.”

Met één oog op de hond en één oog op de boer probeert Piet duidelijk te maken wie hij is en wat hij komt doen.
De boer neemt Piet enige tijd zwijgend op.
Piet haalt de pijp uit z’n zak.
Bij de boer valt het muntje, hij veegt z’n neus aan z’n hand af en zegt, “Af Rex!” De hond bevriest, maar blijft Piet als een Sfinx aanstaren.

Piet kijkt naar beneden waar een paar kippen bij z’n schoenen staan te pikken.
De boer rochelt diep.
Piet kijkt hem aan.
De boer knikt ten teken dat hij de pijp wil zien.
Piet overhandig hem de pijp over het hek.
“GGhhmm.., kreunt de boer met de intonatie van een koe.

Hij draait de pijp in z’n enorme handen en bekijkt de pijp van alle kanten. Hij blaast een paar keer hard in de pijpenkop en knikt naar Piet ten teken dat hij z’n prijs mag noemen.

“20 bonken, 6 uien, 4 winterwortels, een rode en een witte kool.” 
“Nou .. die bonke en uie dat kán, maar de rest … da past nieh.”

“Geef die pijp dan maar terug,” zegt Piet.
De boer murmelt met een zuur gezicht een paar onverstaanbare zinnen.
Piet zegt, “Als u hem niet wil…. ook goed, verderop willen ze hem graag.”

“Man, man, man,” steunt de boer, “…gij haalt mien het vel over den neus.”
Piet zegt niets maar haalt z’n schouders op ten teken dat het zo is, dat hij de boer graag ter wille zou zijn geweest maar dat het niet anders kan.

De boer draait zich een kwart slag.

Piet – die nog in het kippenhok staat – is voor een moment bang dat de boer hem zal vertellen dat hij er een nachtje over wil slapen. en om de prijs te drukken hem hier gezellig in het kippenhok zal laten in het gezelschap van een hongerige Rex.

Verschrikt zegt Piet, “Waar gaat u heen?”
“Dat vreten voor u halen.”

Piet staat blij maar enigszins verloren in het kippenhok. Zodra de boer uit beeld is, staat de hond op en begint weer naar Piet te grommen.

Een half uurtje later fietst Piet fluitend door de polder. Z’n massief houten banden bonken over de klinkers. Op z’n bagagedrager een valies met daarin 20 bonken, 6 uien, 4 winterwortels, twee witte kolen.”

“Goh, goeie handel zo’n pijp,” denkt hij, moet ik meer meedoen.”
Piet fietst onder de hoge populieren door, maar hij ziet ze niet.

Z’n verbeelding schetst een tafereel waarin hij glanzend van geluk samen met Tonie en de kleine Tootje rond een dampende pan witte kool stamppot zit.

In Amsterdam-Noord stapt Piet op de pont.
“Ha, lekker bijna thuis.”
Piet staart over het water. Er vliegen wat meeuwen langs boord mee.

Het Centraal station komt langzaam dichterbij.
Plots wordt het rumoerig op de pont
“Wat is er aan de hand?” denkt Piet.

Hij hangt over het hek en kijkt langs de klep naar de kade.
Daar staat een rij legerauto’s waar soldaten uitkomen.
Piet voelt de bodem onder z’n voeten wegzakken.

De mensen om hem heen staan stil, ze zeggen niets. Piet hoort ze zwaar ademen. Piet voelt dat hij zich midden tussen de mensen moet opstellen, dan heb je nog enige kans. Hij is niet de enige die dat denkt en de meute drukt zich met een instinctieve angst in elkaar. 

Langzaam zakt de klep van de pont naar beneden. Er staan tientallen soldaten met hun geweer in de aanslag. 

„Einsteigen … einsteigen … schnell … schnell!” 

Piet ziet over de schouders van de menigte dat de mensen als vee de vrachtwagens ingedreven worden. 

Aan de linkerkant breekt er een groepje los wat begint te rennen: de aandacht van de soldaten wordt weggetrokken. Daarop smijt Piet zijn fiets tegen de grond en rent samen met wat anderen rechts de pont af. Hij hoort schoten. Met een zeker ongeloof neemt hij de lichtheid waar waarmee z’n benen hem dragen. Het lijkt alsof hij over een loopband rent en de straat langs hem heen beweegt. 

Op het Prinseneiland gaat hij buiten adem op een stapel geteerd hout zitten. Nu pas begint z’n hart te bonken. Hij verbergt z’n hoofd in z’n handen en barst in tranen uit.

“Wat is er Piet?” vraagt Tonie, als hij thuiskomt en ze zijn sombere gezicht ziet.
“Nou, nou, nou, sta ik voorzien van een lekker voorraadje groenten op de pont, is er ineens een razzia en ben ik alles kwijt.”

“Een razzia…” vraagt Tonie, „En die moffen hebben je niet meegenomen?”
“Ik ben weggerend,” zei Piet. Het lijkt hem beter om maar niet over die schoten te beginnen.

“Goh, jongen wat zal je bang geweest zijn?”
“Nou, dat is juist het vreemde, op het moment zelf was ik niet bang. Het leek meer op een droom of zo.”


“Oh, “sjonge, jonge, jonge.”

“Ja, het was niet echt m’n geluksdag..” zegt Piet.

“Ach Piet, laten we blij zijn dat je nog leeft en niet in één of ander werkkamp van die moffen zit, ik zou niet weten hoe het zonder jou verder moest.”

“Tja,” zegt Piet, „zo kan je het ook zien.”

Kleine Toot komt binnen en gaat op de keukendrempel zitten.
“Papa,” zegt ze.

“Ja schat, wat is er?”

“Vertel je me een verhaaltje?”

Piet gaat naast de kleine Toot op de keukendrempel zitten en vertelt haar een verhaal over Boer Pijpenkop en de boze billen bijtende hond.

Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank

2 gedachten over “Geluk of Ongeluk?

  1. Terug in de tijd 1944 met mijn oudere broer op de fiets naar Edam ik achterop. Onze ouders kwamen allebei uit Edam daar mochten wij eten halen. Op de terugweg naar Amsterdam Noord was er controle langs de weg Duitse soldaten huilen Cor zei mijn broer Jan en dat deed ik en hoe!
    Wij mochten doorrijden ook Duitsers hebben een hart en thuis met een mooi verhaal en wat te eten.

    Geliked door 1 persoon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s