
Jan is nooit meer de oude geworden. Z’n motorische functie was aangetast en hierdoor bewoog hij traag. Op de plek waar de kogel zijn schedel was binnen gedrongen, vlak boven zijn slaap, zag je een enorme deuk. Maar vreemd genoeg ging het denken hem nog goed af. Hij kon nog steeds goed dammen en schaken en puzzelde graag.
Gedurende de hele rest van zijn leven had hij een bijzondere verstandhouding met mijn ouders, zijn tante Tonie en Ome Piet. Met Tonie maakte hij vaak puzzels; zogenaamde Praatjes of Hersenkrakers. Met Piet damde hij regelmatig en als z’n moeder er ook bij was gingen ze vaak gezellig klaverjassen.
Hoewel de artsen voorspelde dat Jan waarschijnlijk niet ouder dan 40 zou worden is hij, mede door de goede zorgen van zijn moeder Dien, pas op negenenvijftig jarige leeftijd overleden.
Zijn moeder Dien zei vaak geroerd: „Ach, die jonge toch, wat had ik graag zelf als eerste mijn ogen gesloten. Maar helaas, dat heeft een mens jammer genoeg niet zelf voor het zeggen, ”en dat is maar goed ook, want wat had Jantje zonder zijn moeder moeten beginnen?
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank
