
Het is juli 1939, Tonie is in de laatste maand van haar zwangerschap. Piet ligt in bed, hij trommelde op z’n buik en floot een liedje. Tonie loopt als een fotomodel door de slaapkamer heen en weer en showt haar nieuwe nachthemd.
„Kijk Piet,” zegt ze terwijl ze haar nachthemd met twee handen naar voren trekt, „hier kan m’n buik nog wat dikker in worden.”
„Ja,” zegt Piet, „ dat moet wel lukken óf je moet zwanger zijn van een kamerolifantje.”
Tonie gniffelt, en laat zich terwijl ze hoppa roept, achterover op bed vallen.
“Auw,” schreeuwt Piet, „mens, kijkt toch uit wat je doet!
“Wat doe ik dan?” vraagt Tonie onbevangen.
“Nou, nou, nou, ze heb het niet eens in de gaten.”
“Hoe zo, ik kom gewoon in bed.”
‘Ze komt gewoon in bed! Ach mens, je breek me neus op zes plaatsen.”
“Oh!”
„Nou, zand erover,” zegt Piet om de vrede te bewaren, „maar ik hoop toch echt dat je hier geen gewoonte van maakt. Want wie z’n neus schendt, schendt zijn aangezicht.”
Door dit incident werd de toch al rijke collectie van Nederlandse spreekwoorden aangevuld door een bijdrage van de heer P. C. van Klaveren.
Een mens kan zijn neus in bed wel breken
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank
