
Tonie woonde op het Prinseneiland, in de Galgenstraat op nummer 4
Als Tonie in de hoogste klas van de lagere school zit… word er in de klas gefluisterd dat iemand heeft gezien ‘dat meester Spook…. van de vierde klas stond te zoenen met juffrouw Godefroid van de tweede klas.’
Het ging als een lopend vuurtje door de school.
Als Tonie na schooltijd met wat vriendinnetjes op de stoep naast de school zit te bikkelen ziet ze het stel samen weg fietsten.
Een ploegje jongens uit Tonie’s klas staan om de hoek te gluren en roepen luid:
“Spook en Godefroid, Spook en Godefroid,”
Als Tonie de volgende ochtend op school komt, is er veel hilariteit, er staat met grote letters op het schoolplein geschreven Spook en Godefroid.
Er werd veel om gelachen maar toen ze eenmaal de klas in kwamen was de lol er snel af.
Ze moesten onmiddellijk door naar het gymnastieklokaal, waar de lagere klassen al aanwezig zijn.
Ze worden door de hoofdmeester flink aan de tand gevoelt. “Wie heeft die tekst op het schoolplein geschreven?” herhaalde hij telkens weer, en keek woedend de rijen langs. Tonie voelde dat ze bloosde toen hij haar aan keek.
Als niemand zich meld gaat elke klas, terug naar hun eigen klaslokaal.
Ze krijgen allemaal een vel papier en moeten daar drie keer Spook en Godefroid onder elkaar schrijven.
Tonie heeft een mooi handschrift en schrijft keurig, en met een gerust geweten: Spook en Godefroid.
De blaadjes worden opgehaald, dan keert de rust in de klas terug.
Als om twaalf uur de school uitgaat, wordt er tegen Tonie gezegd dat ze even moet blijven.
Er zijn tien kinderen in totaal, waarvan het handschrift overeen kwam met de tekst op het schoolplein, waarvan Tonie er één was.
Ze vond het verschrikkelijk.
Alle tien moesten ze de tekst met krijt op het school plein schrijven en er later persoonlijk weer afboenen.
Er vielen er vijf af, Tonie zat bij de laatste vijf delinquenten althans zo voelde zij zich, ze was er doodziek van.
Ze wist nergens van, maar was zo bang dat ze de schuld zou krijgen, ze dorst er thuis niet over te praten, ze kon er niet van slapen.
De volgende dag had ze koorts en kon niet naar school, het greep haar fysiek hard aan.
Dat thuis blijven deed de verdenking natuurlijk geen goed.
Als haar onderwijzer twee dagen later bij haar thuis komt, om met opa het wekelijkse potje schaak te spelen en te informeren hoe het met de zieken gaat.
Zegt hij tegen Tonie: “Jij werd ook van de week nog verdacht hè, nou niet door mij hoor.”
“Weet je wie de boosdoener was,?”
Tonie voelt dat ze kleurt en dat haar hart een sprongetje maakt.
De leraar kent zijn pappenheimers en vervolgt snel met de woorden:
“Thijsie Smit heeft bekent dat hij, de deugniet was.”
“Zijn ouders zijn ingelicht, en van meester Donker moet hij duizend maal:
‘Ik mag me niet met een andermans zaken bemoeien‘ schrijven”
Er valt bij Tonie een steen van het hart.
Ze voelt zich meteen een stuk beter en gaat de volgende dag weer naar school.
