De jaarlijkse knokpartij van de Egelantierstraat tegen de Tuinstraat was een begrip in de buurt.
Tussen de jeugdige inwoners van de twee straten bestond geen vijandschap.
Toch werd er traditiegetrouw, één keer in het jaar, voor de lol, een massale mat -partij georganiseerd. Dit was – samen met Sinterklaasavond – iets waar de jeugd wekenlang naar uitkeek.
Bewapening
“Piet, heb je veel touw?” vroeg Jopie.
“Ja, behoorlijk,” antwoordde Piet.
Elke avond ging Piet namelijk naar zijn vader in de touwslagerij eten brengen.
Als er dan stukjes touw bij het afval lagen vroeg Piet of hij ze mocht hebben.
“Ja hoor jongen, neem maar mee,” knikte de oude heer Godschalk dan goedmoedig.
Het favoriete wapen in de strijd tegen de Tuinstraat was de Turkse knoop. Je kon er iemand een prachtig blauw oor mee bezorgen en het kletste ook zo lekker.
Dus werden de stukjes touw van Piet gebruikt om er Turkse knopen mee te vlechten.
Planning
Piet kijkt onder zijn pet door naar het ondeugende gezicht van Jopie. Als Jopie klaar is met peuteren en z’n vinger weer uit z’n neus is, zegt Piet, “We gaan morgenavond vlechten oké?”
Jopie likt z’n vinger af en zegt smakkend, “Morge’ avond, na het eten.”
“Nou eet smakelijk hoor.
Hoeveel komen er sowieso?” vraagt Piet.
“Wee tik veel, een man of zes of zo.”
“Hmm,” zegt Piet terwijl hij een stuk touw uit zijn broekzak te voorschijn haalt.
“Bhulh!,” boert Jopie, “da kenne we wat mee … bluh.”
“Ach man,” zegt Piet trots, „dan mot je zien wat ik thuis nog heb legge.”
“Hé Piet, trek is an me vinger” zegt Jopie.
“Sodemieter op goorling, wat ben je ook een varken,” zegt Piet, Nou, ik zie je morge.”
Jopie zegt niets. Hij kijkt Piet ernstig aan, knijpt z’n lippen op elkaar, steekt zijn rechter wijsvinger omhoog, zakt langzaam iets door z’n knieën en laat ten teken van afscheid een lange fluitende scheet.
Handvaardigheid
De volgende avond zitten ze met z’n zessen op de vlonder rond een berg touw..
“Weet jij hoe je zo’n Turkse knoop maakt? vraagt Jopie aan Teun.
“Kweet et niet pe-sies” zegt Teun, „ma me broer komt zo, en die zegt dat er geen zak an is.” an die hele Turkse knoop.”
“Late we van dat dikke touw een vlecht make. Daar kanne we dan een lekkere dikke knoop in legge – en moet je dan is kijke,” zegt Piet terwijl hij zich met een stuk touw op zijn hand slaat.
Mientje, het zusje van Teun trekt een angstig gezicht en zegt, “wat eng, als je iemand daarmee een hijs op zijn harses geeft, mag je blij zijn als ie niet meteen kassiewijlen is.”
“Dat zou mooi zijn,!” zegt Arie.
“Houd jij je bek toch een keer en bemoei je er niet mee.”
Jopie zegt niets, hij is die morgen- op wat constant aanwezige broekhoest na – vrij stil.
“Gadverdamme… man, wat ben je ook een goorling,” zegt Piet terwijl hij een stuk opschuift, “waarom ben je niet lekker thuis in je nest – tussen de zure lappen blijven legge ruften… vies varken!” Jopie glimlacht triomfantelijk en zegt quasi deftig, “Ik vind het altijd zo fijn als anderen ook mee kunnen genieten.”
De broer van Teun is inmiddels gearriveerd.
Samen vlechten de jongens drie stevige Turkse knopen, één voor Piet, één voor Teun en één voor Jopie. De overige medestrijders zullen moeten kiezen tussen een stoel- of tafelpoot, een grote kiezelsteen, een ketting ,een katapult of een gebroken steel van een bats..
Stilleven met eenden
Het is de zaterdag waarop de strijd gestreden zal worden. Het is nog nagenoeg stil bij de brug tussen de Prinsengracht en de Egelantiergracht. De wind ruist zachtjes door de bomen en er valt wat regen op het water waarin wat eenden zwemmen.
De strijd begint
‚s Ochtends hebben de achttien jongens van de Egelantierstraat zich in het Poortje van de Egelantierdwarsstraat verzameld.
“Zijn jullie klaar voor de strijd!” schreeuwt Piet.
“Ja!” schreeuwen zijn medestrijders.
“We zulle dat schorem eens effe een lekker poepie laten ruike,” schreeuwt Jopie.
“Daar heb jij in ieder geval geen moeite mee,” roept Piet lachend.
Er breekt een hilarisch gelach uit.
Piet maant de jongens vervolgens tot rust en zegt, “Luister jongens, we pakke het als volgt aan. We verdelen ons in twee groepen. Eén groep gaat er met mij mee en één met Jopie.
“Hoezo Jopie? Wou je iedereen vergasse of zo?”, zegt Teun.
“Stil…” zegt Piet, “luister. De ploeg van Jopie verstopt zich aan de andere kant van de brug. Wij blijven in het poortje. Arie, jij staat op de hoek bij de zuurkar.
Op het moment dat die gasten de brug opkomen fluit je op je vingers. Dan valle wij ze van twee kanten aan,”
“Ja!”, schreeuwt Teun, en dan slaan we ze helemaal de touwtyfus,”
De strijders nemen hun positie in. Op het gefluit van Arie vallen ze de jongens uit de Tuinstraat, schreeuwend, van twee kanten aan. De knokploeg uit de tuinstraat zit aan beide flanken klem op de brug.
Teun opent direct het gevecht en slaat ‘Witte Willem’ uit de Tuinstraat met zijn Turkse knoop recht op z’n schedel. Hierop wordt Teun door de vijand tegen de brugleuning ingesloten en halfdood gedrukt.
“Kom op!” schreeuwt Piet, “We motte Teun helpe!”
Er vallen over en weer rake klappen en er verschijnen bulten, blauwe ogen en bloedneuzen. In het toenemende enthousiasme wordt er ook wel eens iemand uit de eigen ploeg voor z’n bek geslagen. Maar of je nou door de kat of de kater gebeten werd, je ramde gewoon terug.
Op een gegeven moment keerde de vrede terug en begon de verbroedering. Want immers, morgen zat men weer bij elkaar in de klas. Weliswaar met een blauwoog of een dikke lip, maar dat hadden ze er graag voorover, dat hoorde erbij.
Piet had die dag een voltreffer op zijn hoofd gekregen. Jaren later zei hij nog tegen ons, “ik zal die plek mijn hele leven blijven voelen, dat was een goeie rake zeg!”
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank

