Dood en Verderf in de Jordaan

Ziekenvervoer 1900

Om de volgende hoofdstukken goed te kunnen begrijpen hieronder een fragment

Uit het Amsterdams archief.

Net toen er wat meer voedsel voor de arbeiders op de markt kwam, bracht de 1e Wereldoorlog daar weer verandering in. Nederland was niet in oorlog maar ondervond wel hinder van de omstandigheden.

Er werden in Nederland genoeg aardappels verbouwd. Maar het buitenland dat voedsel nodig had voor de soldaten betaalde meer, dus gingen de Nederlandse aardappels naar het buitenland. Brood en ander voedsel ging op de bon en er kwamen gaarkeukens. 

In januari 1917 was een rantsoen voor brood ingesteld. Op 28 juni 1917 toen er geen aardappel meer te krijgen was, werd in de volkswijken van Amsterdam bekend dat er in de Prinsengracht een schip met aardappelen lag, bestemd voor het leger. Arbeidersvrouwen plunderden het schip om hun gezinnen te kunnen voeden.

In de eerste week van juli kwamen de arbeiders zelf in actie; pakhuizen en winkels werden geplunderd. De burgemeester tijdens deze roerige dagen is Jan W.C. Tellegen. De politie stond machteloos en het leger trad op maar menig militair weigerde op de hongerige menigte te schieten. De oproer mondde uit in een veldslag op 5 juli 1917 waarbij toch diverse militairen het vuur openden op een menigte die was samengekomen op het Haarlemmerplein. De opstand werd neergeslagen; er vielen 9 doden en 114 gewonden.

De voedselsituatie verslechterde nog verder in het laatste oorlogsjaar 1918. Veel mensen leefden op het randje van de hongersnood; de werkloosheid breidde zich uit. De Spaanse griepepidemie sloeg toe en eiste duizenden slachtoffers, verzwakt als zij waren door voedselgebrek.

De wapenstilstand op 11 november 1918 kwam voor Nederland net op tijd. Een nieuwe winter met honger en kou voor de arbeiders werd voorkomen.


Ten tijde van de Spaanse griep waren in de Jordaan de doodkisten niet aan te slepen. Hele gezinnen die rondom mijn grootouders woonden stierven; van de meeste gezinnen stierven er wel een paar gezinsleden.

Mijn vader vertelde ons toen wij kinderen waren menigmaal verhalen over de aardappeloproer en de Spaanse griep. Hij begon dan als volgt, “De armoede en ellende in de buurt was onbeschrijfelijk. Wij hadden het geluk  dat mijn vader – jullie opa – niet dronk. Dit heeft er voor gezorgd dat wij niet ondervoed waren. En dat wij, bij ons in de buurt, één van de heel weinig gezinnen waren die tijdens de Spaanse griep niemand heeft verloren. Mijn moeder – jullie oma – zorgde er niet alleen voor dat er altijd wel iets te eten was. Ze zorgde er tevens voor dat de levensvreugde en vrolijkheid – ondanks alle ellende –  bewaard bleef. Dit hield ons gezin op de been en heeft ons kinderen een boel ellende bespaard.”

Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s