
Piet is bij Wims moeder ondergedoken. Betsy komt binnen en zegt dat er razzia’s in de straat zijn.
Wim, die ook in de woning aanwezig is, kijkt naar Piet en zegt, “Pak snel de knijpkat* en kom mee naar beneden.” Piet schrikt en aarzelt om de trap af te gaan; de soldaten tegemoet. Wim zegt, “de vluchtroute is onze enige kans.”
Gelaten gaat Piet de trap af en loopt beneden in de gang naar het luik van de kruipruimte.
“Nee, Piet we moeten door de vluchtroute in de trap, zegt Wim.
– Piet, “wat een onzin, die komt toch ook in de kruipruimte uit.
– Wim, “het eerste wat ze doen is dat luik van jou open maken en kijken of ze voetstappen in het zand zien”.
Piet snapt het en loopt naar het begin van de trap.
Voorzichtig openen ze daar de geheime doorgang in de trap.
Ze laten zich erdoor in de kruipruimte zakken en leggen de treden boven hen weer nauwkeurig op hun plaats.
Wim schuift er de lat onder welke de treden vastklemt.
Boven in de woning kijkt Betsy door het raam van de voorkamer de Kinkerstraat in. Ze hoort droge knallen en ziet mensen wegrennen. Naast haar hoofd slaat er iets door het glas **. Betsy valt van schrik in de leunstoel naast het raam. Hijgend stamelt ze een paar keer, “Godsamme lazarus”.
“Ze schieten op de ruiten,” schreeuwt Jo, “snel naar de achterkamer.” In de achterkamer wil Tootje onder het uitgeklapte bed kruipen. “Nee, Tootje niet onder bed,” zegt Tonie en tilt haar op. Ze drukt Tootje zo stevig tegen zich aan dat de kleine meid naar adem snakt. Met Tootje op haar arm loopt ze naar het ledikantje waarin Rietje ligt te slapen. Daar gaat ze met Tootje op schoot op een stoel zitten.
Ze horen dat de benedendeur wordt opengetrapt.
Piet en Wim – die in de kruipruimte onder de trap zijn – zien dat het luik bij de voordeur geopend wordt. Een paar tellen later valt het luik weer dicht.
Zwaar slaan de laarzen van de soldaten op de trap boven hen.
Jo kijkt naar de voordeur en ziet de soldaten met hun wapens in aanslag binnenkomen. “Stehen bleiben… Händen hoch,” schreeuwt een van de soldaten. Jo doet haar handen omhoog. Maar als haar baby, de kleine Joke, begint te huilen bukt ze zich over het ledikantje. De soldaat richt onmiddellijk zijn geweer op haar. “Händen hoch”, schreeuwt hij nogmaals. Jo kijkt hem strak aan, maar negeert zijn geschreeuw. Ze pakt heel langzaam terwijl ze de soldaat blijft aankijken, de kleine Joke uit het bedje en drukt de baby aan haar borst.
Het is beangstigend stil.
Eén soldaat blijft met z’n wapen in aanslag bij de deur staan de twee anderen doorzoeken de woning. Één trekt de kasten open en kijkt overal op en onder. De andere soldaat slaat met de kolf van zijn geweer op de muren.
De tussenmuur van de alkoof klinkt hol. De soldaat begint werktuigelijk – zonder enige emotie – met zijn bajonet door het behang te steken.
Tootje begint te huilen. Tonie drukt de kleine stevig tegen zich aan en zegt. “Rustig maar vrouwtje”.
“Maul zu,” schreeuwt de soldaat bij de deur.
Ze horen de soldaten, die op de bovenste verdiepingen zijn geweest, naar beneden denderen. Zonder verder iets te zeggen verdwijnen de soldaten uit de woning. Ze laten de deur openstaan.
* Een apparaatje waar je in moet knijpen om een lampje te laten branden.
** De kogel ging dwars door het donkerbruine overgordijn. Het gat heeft, tot mijn oma op hoge leeftijd naar een verzorgingstehuis ging, in het gordijn gezeten.
