
Oma van Klaveren zei altijd achter alles een ‚ie’. Bijvoorbeeld: koppie, bakkie, duppie, meisie …
Als de grote jongens en meiden met een vriendje of vriendinnetje thuiskwamen vroegen ze vaak: “Hé mam, zeg nou ’s gewoon ‚kopje’ en niet altijd koppie.”
Wat later ligt er één van de kinderen ziek. De dokter moet erbij komen en dat was voor mijn oma zo een autoriteit dat deze les van haar kinderen haar te binnen schiet. Ze zet haar beste beentje voor en vraagt: “Wilt u een kopje kofje dokter?” Als de dokter weggaat drukt ze hem ook nog een zakje in zijn hand en zegt: “Hier dokter, twee lekkere sinaasappelen voor je kindere”.
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank
