
Ze woonden in een kleine woning in de Egelantierstraat. De woning op nummer 34 één hoog, had aan de voorkant een slaapkamer van ongeveer vier bij vier meter. Hier sliepen de meisjes. De drie jongste meisjes sliepen in een bedstee, de rest van de meisjes sliep op strozakken op de grond.
Daarnaast was een kleine kamer waar de drie jongens sliepen. Er woonde ook nog een grootvader in huis. Waar die sliep is niet meer bekend, maar hoogst waarschijnlijk sliep hij bij de jongens op de kamer.
Keukenhoek
Links in de achterkamer was een klein schuin hoekje dat als keuken diende. Het had een aanrecht van 60 cm met in het midden een kleine gootsteen. Op deze kleine aanrecht stonden 2 groene oliestellen. Aan de andere kant stond op een keukentafeltje een tweepits gasstel.
Strontemmer
Recht tegenover de keuken hing een gordijn. Daarachter stond de strontemmer. Hierin werd de hele dag – door een man of tien – gepoept en geplast. Men kan er dan ook van uitgaan dat er in de woning – ondanks de helderheid van m’n oma – geen rozengeur hing. Toch zei Piet later dit niet zo te hebben ervaren, het was immers de dagelijkse geur.

Jaren later kregen ze een W.C. Piet vertelde dat er in eerste instantie geen deur in zat. Maar toch was het een hele verbetering.
Naast de inham waarin de strontemmer stond was een legkast. Deze had wel een deur. Het was de enige kast in huis, maar ach, er viel toch niet veel op te bergen.
Bedstee
Naast de legkast was de bedstee waarin opa en oma sliepen, althans toen de kinderen klein waren. Toen veel later de meeste kinderen het huis uit waren, verhuisden ze naar de slaapkamer waar voorheen de meisjes sliepen.
Luchten
Piet vertelde vaak, “Aan de achterkant van de achterkamer waren drie ramen. Daarachter was een groot plat waar mijn moeder s, morgens als het mooi weer was de strozakken liet luchten. Ze liet dan ook de ramen openstaan zodat er frisse lucht naar binnen kwam. Het was natuurlijk veel gesleep, maar dat gaf wel wat ruimte.”
Pijp
In de achterkamer stond een houten tafel met vier stoelen. Aan de kant van het keukentje stond een haardstoel, daarboven hing een klein pijpenrek met de tekst: ‚Het is geen man die niet roken kan.’ In het pijpenrek hing slechts één pijp. Deze stak opa op zondag op, en als hij een extra plukje tabak had, heel af en toe ook op zaterdag.
Motto
Boven de toegangsdeur van de woning hing een houten bord waarop stond,
‘Wie hier niet als vriend naar binnenhuppelt, wordt er zo weer uitgeknuppeld.‘
Trots
Het pijpenrekje en het bordje boven de deur waren de pronkstukken van de woning.

Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank