
Vakantie bestond nog niet. Opa had één Artis dag* per jaar, maar Artis, daar was natuurlijk geen geld voor. Naar Artis gaan kostte toen in september een kwartje.**
Er was niet eens voor één persoon een kwartje over, laat staan voor zo’n groot gezin. Op opa’s Artis dag liepen ze gewoonlijk naar Het Klein Kalfje. Ze zochten dan ergens in de buurt een plekje aan het water waar ze hun meegebrachte boterhammen opaten.
Oma noemde het blaren dag; zij was niet gewend zo’n stuk op schoenen met een hakje te lopen. Toch keken ze er wel naar uit; ze hadden het samen wel gezellig denk ik.
* Artis dag was de enige vrije dag van het jaar, hierbuiten werkte opa altijd zes dagen per week.
** Vijf-en-twintig cent
Copyright Ⓒ 2016 – 2019 P. Schwank
